| |
| |
| |
4.3.7 IV. De diplomaat
vooraf |
Blijkens een brief van Beets aan Kneppelhout had de laatste het type van de diplomaat gemodelleerd naar een aantal niet nader geïdentificeerde reële personen. Beets schreef: ‘Ik zie de diplomaten geheel voor mij. Waarlyk allercharmantst. t.q.p.x. Ze zijn allen naar het leven geteekend en tot 1 type byeengebracht.’ (ub Leiden: Correspondentie Beets-Kneppelhout: Brief aan Kneppelhout, 24 maart 1840) |
|
motto |
Personam tragicam forte vulpis viderat: / O quanta species, inquit, cerebrum non habet: Een vos zag eens een tragediemasker: Wat een mooi gezicht, riep hij uit, maar er zitten geen hersens in. Citaat uit Phaedrus, Fabulae Aesopiae i, 7. |
|
7-8 |
Keizersgracht [...] Voorhout: chique straten in Amsterdam, respectievelijk Den Haag. |
|
9 |
opgedrild: opgesmukt. |
|
10 |
bonne: twee betekenissen: kindermeisje; goed. |
|
10-11 |
freules die Fransch spraken: de omgangstaal in adellijke kringen was Frans. In deze schets ontleent Klikspaan opvallend veel aan de Franse taal; ook als er voor de leenwoorden een Nederlandse spellingvariant voorhanden is, volgt hij het Frans (bijvoorbeeld r. 343: ‘gedistingueerde’). |
|
11 |
het Bosch: het Haagse Bos, wandelpark in Den Haag. |
|
15 |
onze jonge prinses: Wilhelmina Frederica Louisa Charlotta Marianne (1810-1883), de dochter van koning Willem i. |
|
15 |
française: Franse dans waarbij carrés van vier paren gevormd worden die verschillende figuren uitvoeren. |
|
16 |
gouverneur[s]: particuliere onderwijzer. |
|
23-24 |
ten drie ure te eten: de studenten aten, net als de burgerij, om drie uur; de hoogste stand at om vier uur of half vijf. (Stokvis, De wording van modern Den Haag, p. 245-246) |
|
35 |
nec plus ultra: hoogtepunt; letterlijk: en niet verder. |
| |
| |
47-48 |
den eenigen die Studenten beleefdheid doet: aangezien de diplomaat ‘van nature jurist’ is (r. 385), zal het gaan om één van de hoogleraren uit de rechtsgeleerde faculteit. Waarschijnlijk wordt gedoeld op Cornelis Jacobus van Assen (1788-1859; hoogleraar rechten 1821-1858), die geregeld studenten uitnodigde om te komen souperen of dineren. (Beets, Dagboek, onder meer p. 62-64 en 77) In een reactie op de ‘De diplomaat’ meende Beets dat Van Assen zich wel gekwetst zou voelen, ‘want de diplomaten met de vesten zijn zijn afgoden’. (ub Leiden: Correspondentie Beets-Kneppelhout: Brief aan Kneppelhout, 24 maart 1840; zie ook Ophelderingen, 20) |
|
50 |
er zijn Professoren wier Studenten niet weten hoe zij Hollandsch spreken: bijna alle colleges werden in het Latijn gegeven. Het Organiek Besluit van 1815 maakte slechts een uitzondering voor de hoogleraren Nederduitse letterkunde en economische wetenschappen. Eventueel konden de curatoren vrijstelling verlenen. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 66) Leiden stelde zich over het algemeen op een conservatief standpunt. Toen Nederland in 1838 een eigen burgerlijk wetboek kreeg lag het bijvoorbeeld voor de hand dat het betreffende college in het geldend burgerlijk recht voortaan in het Nederlands gegeven werd, en in Groningen en Utrecht gebeurde dat dan ook. In Leiden brak een facultaire ruzie uit: Thorbecke en Van Assen wensten het voorbeeld van hun Utrechtse en Groningse collega's te volgen, Tydeman en Cock waren hier fel op tegen. In 1839 gaven de curatoren uiteindelijk toestemming om het college in de landstaal te geven. (Otterspeer, De wiekslag van hun geest, p. 305-306) Het feit dat Van Assen het geldend burgerlijk recht doceerde, maakt het idee dat Klikspaan in r. 47-48 op hem doelt nog aannemelijker: de studenten hoorden hem niet alleen Nederlands spreken tijdens de informele samenkomsten buiten de colleges om, maar óók tijdens dit college. |
|
67-68 |
laais-gezilschop: leesgezelschap: vereniging van studenten die voor gemeenschappelijke rekening boeken en tijdschriften kochten om ze onder de leden te laten circuleren. |
|
69 |
tricot: gebreide onderkleding. |
|
70 |
Robert [...] de koning aller oppassers: Jan Robert (1797-1872) was pedel van het lsc, logementhoudersknecht, bediende en oppasser. Hij woonde in de Breestraat, wijk 4, nr. 282 (nu nr. 149). (ga Leiden: br en bs) |
|
81-82 |
de twee bekende platen van den Mazeppa van Vernet: het lot van Ivan Stepanovitsj Mazeppa (1644-1709) was een geliefd thema bij romantische kunstenaars. Mazeppa, afstammeling uit een aanzienlijk Oekraïens geslacht, was in zijn jeugd- |
| |
| |
22. Jan Robert
| |
| |
|
jaren als page in dienst aan het hof van de Poolse vorst Jan ii Kazimierz. Een jaloerse hoveling beschuldigde de knappe kozak ervan de vrouw van een oudere edelman verleid te hebben. Als straf werd hij naakt vastgebonden op een wild paard en de steppen ingejaagd. Volgens de legende werd Mazeppa door voorbijgangers gered, keerde hij terug naar de Oekraïne en werd uitgeroepen tot hoofdman van de kozakken die in opstand kwamen tegen tsaar Peter de Grote. Met name de lijdensweg van de held op het paard en de glorieuze terugkeer in het vaderland spraken tot de verbeelding. Émile Jean Horace Vernet (1789-1863) maakte twee schilderijen van Mazeppa, die op hun beurt teruggaan op twee scènes uit Byrons epos ‘Mazeppa’: ‘Mazeppa aux cheveaux’ uit 1825 en ‘Mazeppa et les loups’ uit 1826. Van beide schilderijen waren lithografieën in omloop. Op de illustratie van Ver Huell bij dit hoofdstuk is het eerste doek te herkennen in de plaat rechts naast de schoorsteen: de val van het vermoeide paard, omringd door een groep wilde paarden waarvoor het op de vlucht geslagen was. Links moet een plaat hangen van ‘Mazeppa et les loups’, de verbeelding van de eerste nacht uit Byrons gedicht waarin het paard achtervolgd wordt door een troep hongerige wolven. (Brussee, ‘De geschiedenis van Mazeppa’) Zie de afbeeldingen 23 en 24. |
|
88 |
étagère: pronktafeltje. |
|
90 |
buvard: vloeiboek (met papier om inkt te drogen). |
|
90 |
maroquin: fijne soort korrelig leer. |
|
91 |
chasse-poussière: plumeau; letterlijk: stofverjager. In de derde en vierde druk staat hier ‘plumeau’. |
|
92 |
achordeon: accordeon. |
|
92-93 |
verguld: verguld zilver. |
|
96 |
cache-misère: mantel om armoedige kleding te bedekken; letterlijk: ellende-verberger. |
|
102 |
bougies: waskaarsen. |
|
104 |
cache-désordre: letterlijk: wanorde-verberger. Het is niet duidelijk wat hiermee wordt bedoeld. |
|
105 |
bibliotheekje van gros-point: verzameling borduurwerkjes. |
| |
| |
106 |
pastillebrander: toestelletje waarin reukballetjes worden verbrand. |
|
109-112 |
een ding dat, sedert den Studenten-Almanak van 1837, sinombre heet, waarschijnlijk omdat het...u overal met zijne schaduw [...] vervolgt: in ‘Het verhaal van de lotgevallen der Leydsche Hoogeschool’ in de Studenten-Almanak voor 1837, p. 115, wordt gesproken over ‘het licht der vriendelijke sinombre’. Het gaat om een sinumbra, een hangende olielamp met een gunstige schaduwvalling dankzij de hoge, smalle constructie. Als de sinumbra echter ging schommelen, wierp hij wel overal zijn schaduw. De naam werd afgeleid van het Latijnse ‘sine umbra’: zonder schaduw. (Plettenburg, Licht in huis, p. 65-68) |
|
119 |
collier grec: ringbaard. |
|
120 |
imperiaal: sik. |
|
121-122 |
onzer hedendaagsche griep- charivari- - roemrijker gedachtenis! - Kr... - maar ik zou geen politiek aanroeren - en andere dassen: de studenten droegen ellenlange dassen; de charivaridas had kleine zilveren en gouden versierselen. De politieke toespeling is niet thuisgebracht. |
|
123 |
foulard: (zijden) halsdoek. |
|
135-137 |
Charles de Bernard, Paul de Kock, het cabinet de lecture - de diplomaat houdt van geene verzen - de revue de Paris, George Sand, Alphonse Karr - arme letterkunde, tot modeartikel vernederd: een bonte verzameling van contemporaine Franse lectuur. De strekking van deze opsomming is waarschijnlijk dat de diplomaat van alles en nog wat leest, als het maar in de mode is, niet te moeilijk (geen poëzie!) en liefst romantisch of pikant. |
|
Charles de Bernard: pseudoniem van Pierre Marie Charles de Bernard de la Vilette (1804-1850); schreef sentimentele liefdesgeschiedenissen en geestige zeden- en karakterschetsen. |
|
Paul de Kock: de Franse schrijver Charles-Paul de Kock (1793-1871) schreef vrijmoedige, realistische romans met een voor die tijd flinke dosis erotiek. Zijn werk was heel populair bij studenten en de gegoede burgerij, maar werd door velen als aanstootgevend beschouwd. Zo spreekt Hildebrand van ‘zijn vijftig geestige, maar aan eerbaarheid en goede zeden weinig bevorderlijke romans.’ (Beekman, ‘Paul de Kock’; Hildebrand, Camera obscura, dl. 2, p. 296) |
|
Cabinet de lecture: er verschenen in Frankrijk talloze zogeheten cabinets de lecture (onder andere Cabinet de lecture et le cercle réunis, opgericht in 1829), met zowel nieuws als lichte lectuur. |
| |
| |
23. Mazeppa aux cheveaux
| |
| |
24. Mazeppa et les loups
| |
| |
|
Revue de Paris: opgericht in 1829, nam verhalen en fragmenten op uit pas verschenen boeken, humoristische schetsen, reisbeschrijvingen, biografieën enzovoort, en gaf een overzicht uit de pers en nieuws uit de muziek-, mode- en theaterwereld. |
|
George Sand: pseudoniem van Amandine Lucie Aurore Dupin (1804-1876). Ook haar romans stonden te boek als zedenbedervend; men had oog voor de stilistische kwaliteiten, maar nam aanstoot aan de losbandige levenswandel van haar personages. |
|
Alphonse Karr: (1808-1890), schreef lichtvoetige romans en verhalen, was hoofdredacteur van het satirische tijdschrift Les Guèpes, waarin hij met name de gebreken en dwaasheden van de Franse burgerij hekelde. |
|
140 |
panier-percé: verkwister. |
|
141-142 |
houw [...] kunstenaars: meesters in het schermen met een stoot- of houwdegen (in tegenstelling tot een steekwapen). |
|
143 |
professeur d'armes: schermmeester. Tot zijn dood in 1842 was Gerrit Knippenberg (geboren 1787) schermleraar van de Leidse universiteit. Hij woonde op de Hooigracht, wijk 7, nr. 805 (nu nr. 46). (ga Leiden: br en bs) Hij wordt niet voor niets een ‘professeur’, en een ‘académicien’ (r. 160) genoemd: in de Studenten-Almanak staan de schermlessen in het collegerooster vermeld en draagt Knippenberg de titel ‘Academicus Artis Gladiatore Magister’: academiemeester in de schermkunst. |
|
145-159 |
Que voulez-vous, Monsieur...je vous jette du haut de l'escalier:
- Wat wilt u, meneer?
- Meneer, ik kom u een kleine dienst vragen. Ik zou u willen verzoeken de goedheid te hebben de rekening te betalen, die in de loop van de volgende maand vervalt; u zou me een dienst bewijzen, ik moet een betaling doen voor het huis dat ik gekocht heb.
- Het is niet de eerste keer dat u me lastig komt vallen.
- Helaas, inderdaad, meneer, ik weet het best, maar u heeft het recht om gedurende het hele jaar les te nemen, u hoeft niets meer te betalen.
- U bent een grappenmaker, mijn beste man! Wilt u me misschien nog meer laten betalen?
- Neem me niet kwalijk meneer! Maar mijn vrouw...
- Luister, beste vriend, ik bekommer me niet meer om al uw argumenten. Nu eens is uw vrouw weggelopen, dan weer hebben uw koters de mazelen. Ik wil dat er voor eens en voor altijd een einde aan komt. Als u me nog eens met dergelijke praatjes aankomt, gooi ik u van de trap. |
| |
| |
161 |
vilain bougre, va: ga weg, lelijke kerel. |
|
163 |
Op stoep komt hij een man tegen met een pak grof linnen onder den arm: de kleermaker die hier ten tonele wordt gevoerd is Bernardus Geijer (1787-1864), woonachtig op het Noordeinde, wijk 1, nr. 198 (nu nr. 31). Ver Huell tekende hem op de illustratie bij deze schets. (Aantekening van Ver Huell in zijn exemplaar van Studenten-Typen (ub Leiden, 1407 c 15; Dyserinck, Ver Huell, p. 17; ga Leiden: br en bs) |
|
op stoep: op de stoep. |
|
187 |
fatsoen: model. |
|
193 |
Allard: mogelijk de uit Brussel afkomstige Henri Allard (1800-1861), zadelmaker in Den Haag. (ga Den Haag: br en bs) |
|
202 |
kuitendekkers: jassen met lange panden. |
|
202 |
sous-pieds: banden aan de broekspijpen die onder de schoen doorlopen. Volgens Ver Huell was Geijer ‘een beroemde specialiteit voor die broeken met souspieds uitgesneden op de voet [...]. Een onzer zeide mij toen: “Kon ik maar een broek krijgen, zoals jij ze in de Typen teekent!”’. (Aantekening van Ver Huell in zijn exemplaar van Studenten-Typen (ub Leiden, 1407 c 15)) |
|
211 |
Pradier: niet gevonden. |
|
245 |
Norma: romantische opera in twee bedrijven (1831) van Vincenzo Bellini, naar een libretto van Felice Romani. ‘De diplomaat’ heeft als datering 8 maart 1840; in de maanden daarvoor werd Norma verscheidene malen opgevoerd in Den Haag. (Dagblad van 's-Gravenhage, 6, 9, 21 en 30 november 1839, 21 december 1839 en 11 januari 1840) |
|
248-249 |
comme au temps de nos pères: zoals in de tijd van onze voorvaderen. |
|
251 |
Cicero: Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.), Romeins schrijver en redenaar. |
|
251 |
Bilderdijk: Willem Bilderdijk (1756-1831), schrijver en geleerde, gold als grootste Nederlandse dichter van zijn tijd. |
|
253 |
smous: scheldnaam voor een jood. |
|
257 |
en van twee Instituten één spreekt: bedoeld is: ‘Instituten twee, één’, dat wil zeggen: de eerste titel van het tweede boek van de Instituten (533) van Justinianus. Het |
| |
| |
|
werk geeft een overzicht van de eerste beginselen van het Romeinse recht; het bestaat uit vier boeken, die onderverdeeld zijn in van rubrieken voorziene titels. De theologiestudent hoefde tijdens zijn hele studie niets van rechten af te weten, voor de rechtenstudent waren de Instituten daarentegen een heel belangrijk onderdeel: het kandidaatsexamen rechten had uitsluitend betrekking op de Instituten. (Van de Vrugt, ‘Institutiones’; Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 84) |
|
258 |
oosterling: Nederlander die in de Oost (Nederlands-Indië) gewoond heeft. |
|
260-261 |
Je prends mon bien où je le trouve, zegt Alexandre Dumas: ik neem wat van mijn gading is. Deze woorden zijn niet afkomstig van de Franse romanticus Alexandre Dumas père (1802-1870), maar worden toegeschreven aan Molière. |
|
276 |
engelsch velijn papier: gladde papiersoort zonder waterlijnen, voor het eerst in Engeland vervaardigd. |
|
277 |
stalen pen: de metalen (vul)pen kwam in Nederland in de negentiende eeuw in gebruik naast de ganzenveer. |
|
280-282 |
Ulrich, Jean, baron de Havikstein...partir pour la résidence: Ulrich, Jean, baron van Havikstein, ziet zich tot zijn vertwijfeling genoodzaakt af te zien van het genoegen morgenavond te komen souperen bij de Heer Professor ***. Een brief die hij zojuist heeft ontvangen noodzaakt hem af te reizen naar de residentie. |
|
284-285 |
geadeld door den indruk van zijn cornalijnen ring: in de (zegel)ring is het familiewapen uitgesneden; kornalijn: edelsteen met kleurschakeringen van geel tot donkerrood. |
|
293 |
Mille tonnerres: Duizend donders. |
|
297 |
uitnoodigings- kaartjes of eigenlijk kaarten uit de hoofdstad: nu zouden we het koppelteken anders gebruiken: ‘uitnoodigingskaartjes of eigenlijk -kaarten’; de ‘hoofdstad’ betekent hier: de hofstad. |
|
303 |
psyché: grote, staande spiegel, draaibaar om een horizontale as. |
|
307 |
Rowland: Alexander Rowland (?-1860), Engels zakenman, fabrikant van cosmetische producten. (Ter Laan, Multatuli Encyclopedie, p. 402) |
|
307 |
Guerlain: Pierre-François Guerlain (jaartallen onbekend), beroemde parfumeur, sinds 1828 gevestigd aan de Rue de Rivoli in Parijs. (Kennett, History of perfume, p. 172; 3000 Ans de parfumerie, p. 178 en 184) |
| |
| |
311 |
Macassar-olie van Rowland: vettige olie, onder meer gebruikt als haargroeimiddel en pommade. (Utrechtsche Courant, 17 juni 1836) |
|
25. Reclame voor producten van Rowland
|
311 |
huile philocôme: olie die de haargroei bevordert. |
|
311-312 |
graisse d'ours pure van Delignou: zuiver berenvet werd gebruikt als huidverzorgende crème. (3000 Ans de parfumerie, p. 143, 145, 180) |
|
Delignou: niet gevonden. |
|
312 |
pommade du lion: leeuwenbalsem. |
|
312-313 |
ce prodrige de la chimie: dat wonder der scheikunde. |
|
313 |
eau de Portugal: soort eau de cologne. (Ellis, The essence of beauty, p. 165) |
| |
| |
314 |
lijnwaad: linnen. |
|
315 |
kalydor: middel om de huid te verzachten en beschermen; ook gebruikt als blanketsel om gezicht en hals blank te maken. (Utrechtsche Courant, 17 juni 1836) |
|
316 |
savon mousseux: schuimende zeep. |
|
317 |
cold cream: reinigende huidcrème. |
|
317-318 |
amandine: amandelcrème of -gelei. |
|
322 |
glacé: van glanzend leer. |
|
323 |
joncs: rieten wandelstokken. |
|
332-333 |
aangeboren schuwheid welke de Academie nog gevoed heeft: toespeling op de ontgroenpraktijken, tot de oprichting van het lsc in 1839 in stand gehouden door de machtige ontgroensenaten. |
|
335-336 |
de kleine steentjes: de smalle strook van de weg voor de voetgangers, naast de grote keien voor het overige verkeer. |
|
336 |
tegen het lijf zien loopen: lees: elkaar tegen het lijf zien lopen. |
|
338 |
geschrapt: gegrift. |
|
343 |
sit venia verbo: men verontschuldige de uitdrukking. Vergelijk Plinius, Epistulae v, vi, 46: ‘venia sit dicto’. |
|
346 |
de Societeit, ik wil zeggen de Paauw: in sociëteit Minerva hield de diplomaat zich niet op. Studenten die aangesloten waren bij het lsc konden lid worden van Minerva, maar het diplomatentype koos voor Vis Unita Fortior, het tegencorps, dat enkele weken na het lsc was opgericht. vuf was de partij van de oude, aristocratische garde, die zich in de strijd om de groentijd met hand en tand had verzet tegen de hervormingsplannen en het verlies van verworven rechten. Deze behoudende elite kon men aantreffen in de Paauw en had een eigen sociëteit, Mutua Fides, gevestigd in het vroegere gebouw van Minerva in de Breestraat, wijk 4, nr. 296 (nu nr. 121). |
|
351 |
groom: dienaar. |
| |
| |
351 |
pousse-café: cognac of likeur na een kop koffie; afzakkertje. |
|
357 |
candidaat: voor een aantal maatschappelijke functies zoals het leraars- en predikambt volstond de graad van kandidaat. |
|
368 |
de fransche opera: de opvoering van een Franse opera. |
|
374 |
respective: respectievelijke. |
|
374 |
decalqueren: het overbrengen van een afbeelding op een andere laag. Speciaal voor kinderen waren er decalqueerplaatjes waarop gekleurde afbeeldingen, bestreken met kleefstof, spiegelbeeldig stonden afgedrukt. Het plaatje moest op bijvoorbeeld papier of hout worden gehecht en door erover te strijken verscheen de afbeelding daarop in de juiste vorm. |
|
374 |
romances: eenvoudige verhalende gedichten of liedjes. |
|
375 |
natuurgenoot: het gebruik van biologische termen is typerend voor het genre der fysiologieën. (zie de annotatie bij Typen ii, 13-16) |
|
381-382 |
op eene betaalde dissertatie te promoveren: met name in de rechtsgeleerde faculteit kwam het voor dat een promovendus een proefschrift verdedigde dat door een ander tegen betaling geschreven was. Een promotie op eigen onderzoek was pas sinds 1815 verplicht. Lange tijd ging het in eerste instantie om het inventief verdedigen van een tekst, en men was van mening dat dit ook waardevol was als men zich baseerde op andermans ideeën. Het kwam dan ook voor dat een student promoveerde op werk van de betrokken hoogleraar. Maar steeds meer werd eigen onderzoek wenselijk geacht en het Organiek Besluit van 1815 stelde het schrijven van de dissertatie door de promovendus zelf verplicht. In de praktijk werd met deze regel de hand gelicht en kon een welgesteld student nog altijd profiteren van de arbeid van een medestudent. Door het gros van het corps werd het voortbestaan van de oude gewoonte als een misstand ervaren. (Roelevink, Gedicteerd verleden, p. 118-126; Tydeman, Consideratiën, p. 16; Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 107) |
|
386 |
album civium academicorum: album der academieburgers. Volgens de bepalingen in het Organiek Besluit moesten studenten zich door de rector magnificus persoonlijk ‘op de rolle der studenten’ laten inschrijven; de inschrijving moest ieder academiejaar worden hernieuwd. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 148 en 156) |
| |
| |
26. Inschrijving Kneppelhout als student te Leiden
| |
| |
387 |
juris utriusque studiosus: student in de beide rechten, te weten in het Romeins en Hedendaags recht. |
|
387 |
eene zesde faculteit: de Leidse universiteit had vijf faculteiten: godgeleerdheid, rechten, geneeskunde, wis- en natuurkunde en bespiegelende wijsbegeerte en letteren. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 56) |
|
389 |
jura: rechten. |
|
390-391 |
Pandecten[-wals]: de Pandecten of Digesta (533) van Justinianus, een uitgebreide en systematische compilatie van overwegend privaatrechtelijke adviezen en uitspraken van klassieke Romeinse rechtsgeleerden. Voor het doctoraal rechten was een testimonium van het betreffende college verplicht. (Feenstra, ‘Digesten van Justinianus’; Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 87) |
|
391 |
[Grondwet-]galoppade: levendige Hongaarse dans. |
|
397-398 |
onder den voet krijgen: met betrekking tot het beheersen van leerstof was ook destijds alleen de uitdrukking ‘onder de knie krijgen’ gewoon. |
|
399 |
palladium: heiligdom. Oorspronkelijk is het Palladium het beeld van Pallas Athene in Troje waarvan het lot van de stad afhankelijk was, omdat de stad niet ingenomen zou worden zolang zij in het bezit was van het beeld. |
|
402 |
weldadig: nuttig. |
|
404-405 |
de droogte der beginselen, het gevaarte der Pandecten, den chaos der keizerlijke verordeningen: verwijzing naar de drie hoofdbestanddelen van het Corpus Iuris Civilis die de rechtenstudent moest bestuderen: de eerder in dit hoofdstuk genoemde Instituten met de eerste beginselen van het Romeinse recht, de zojuist genoemde Pandecten en, eveneens in het doctoraalgedeelte, de keizerlijke verordeningen uit de Codex (534). Aan de Codex was geen apart college gewijd. Dit deel van het Corpus was gericht op de rechtspraktijk en omvatte de geldende keizerlijke wetgeving, van de klassieke periode tot de nieuwe constituties en aanpassingen van Justinianus. (Van de Vrugt, ‘Institutiones’; Slob, ‘Keizerlijke wetgeving van Justinianus’, p. 440-454) |
|
411 |
litterarische: literaire. |
|
427 |
far-niente: hier: nietsnut; letterlijk: niets doen. |
| |
| |
436 |
pedisequi: dienaren. |
|
436-437 |
het geslacht der Jourdains: monsieur Jourdain is de ijdele burgerman uit Molières blijspel Le bourgeois gentilhomme (1670) die zich voordoet als aristocraat. |
|
441 |
bras-dessus bras-dessous: gearmd. |
|
450 |
geoctroijeerde: bevoorrechte. |
|
455-456 |
bouillotten en écarté spelen: bouillotte en écarté: kaartspelen. |
|
456-457 |
als de kwade jongens van Eliza, door de beeren verscheurd: toespeling op 2 Koningen 2:23-24: Toen Elisa in Beth-El aankwam, scholden kwajongens hem uit voor kaalkop. De profeet vervloekte hen en 42 kinderen werden vervolgens door beren verscheurd. In studententaal betekent ‘beeren’ schuldeisers. |
|
459 |
degeert: slijt [zijn] tijd (latinisme: van ‘degere’: tijd doorbrengen of slijten). |
|
|