| |
| |
| |
4.3.6 III. De klaplooper
motto |
De uitdrukking op den klap loopen ziet op den Lazarusklap. De ziekte die men met den naam van Lazarus noemt achtte men niet te genezen of men moest een jaar (of langer) gebedeld brood eten: met ‘Lazarus’ wordt melaatsheid aangeduid, naar de met zweren overdekte bedelaar uit Lucas 16. Met een ratel, de lazarusklap, moesten de melaatsen voorbijgangers voor hun aanwezigheid waarschuwen. ‘Op de klap lopen’ betekent dan ook oorspronkelijk: als een melaatse lopen, bedelen. Klikspaan citeert uit Bilderdijk, Verklarende geslachtlijst der Nederduitsche naamwoorden (1825; postuum gepubliceerd 1832-1834), dl. 2, p. 77. |
|
ziet op: heeft betrekking op. |
|
3 |
eene boterham: rond tien uur 's avonds aten de studenten op hun kamer een eenvoudige broodmaaltijd. |
|
6 |
chambercloak: wijde, lange kamerjas. |
|
9 |
viri docti: geleerde mannen. |
|
13 |
comfoortje: toestelletje om pijpen aan te steken. |
|
30 |
deftig: degelijk. |
|
31-34 |
wiens vader [...] het thans, zoo men de opregte Haarlemsche Courant mag gelooven, zeer druk heeft met het inzamelen van milde giften voor de nooddruftige Schokkers: de inwoners van het voormalige eiland Schokland, tegenwoordig gelegen in de Noordoostpolder, leefden in de negentiende eeuw in zeer armoedige omstandigheden. Door afslag en overstromingen verloor het eiland steeds meer woonruimte en land; de visserij leverde veel te weinig op. Telkens moest een beroep worden gedaan op openbare kassen of op particuliere weldadigheid. (Geurts, Schokland, p. 65 en 77-78) In de Oprechte Haarlemsche Courant, één van de grootste kranten van Nederland, verschenen geregeld oproepen tot liefdadigheid voor de hulpbehoevende Schokkers. Na de inzamelingsactie volgden de dankbetuigingen, waarbij ook de namen van de collectanten en de giften bekend werden gemaakt. |
|
34 |
heeft niet veel in de melk te brokkelen: heeft weinig geestvermogens. |
|
35 |
Hij heeft weinig noodig en van wege...: betekenis is niet duidelijk. |
|
39-40 |
waarvan de schilder partij trekt: waar de schilder baat bij heeft. |
| |
| |
45-46 |
O, die Studenten-Almanak is een verraderlijk boek! - Verzwaag kent aller woningen: in de Studenten-Almanak (opgericht 1815) stond een lijst met namen en adressen (straatnaam en naam van de hoofdbewoner) van studenten. |
|
15. Adressenlijst in de Studenten-Almanak voor 1834
|
47-48 |
met zijn greinen manteljas waar de mouwen bij slingeren omgehaakt: ‘omgehaakt’ heeft betrekking op de jas die van boven gesloten wordt met een haakje. In de tweede, derde en vierde druk is de passage door toegevoegde komma's na ‘manteljas’ en ‘slingeren’ duidelijker. |
|
greinen: gemaakt van grein, een weefsel van wol en kemels- of geitenhaar. |
| |
| |
49 |
den Pruys: de bijnaam van Cornelis Pruys van der Hoeven (1792-1871), hoogleraar in de geneeskunde te Leiden van 1824 tot 1862. |
|
16. Cornelis Pruys van der Hoeven
|
58 |
optrok: ophoepelde. |
|
62 |
de plaat van de Societeit: Leendert Springer maakte drie lithografieën van de studentensociëteit Minerva in de tijd dat deze nog gevestigd was in de ‘Twee Kolommen’ (tot 1 november 1837) in de Breestraat, wijk 4, nr. 296 (nu nr. 121). De prenten dateren van 1829-1830, 1835 en 1837. (Beelaerts van Blokland, Minerva, p. 20-22). Zie de afbeeldingen 18, 19 en 20. |
|
76 |
den trein van de maskerade van 35: bedoeld is de smalle, uitklapbare, meterslange litho van de maskerade van 1835 van de hand van Leendert Springer. Tijdens de lustrumviering van 8 februari 1835 was het onderwerp van de maskerade: de intocht van Ferdinand en Isabella in Grenada op 6 januari 1492. De gehele prent is afgedrukt in Van Zonneveld en Berkvens-Stevelinck, De Leidse maskerade van 1835; hier is het fragment gepubliceerd, waarop Ferdinand en Isabella te zien zijn, gevolgd door een schildknaap met twee pages. (Muller, De Nederlandsche geschiedenis in platen, dl. 3, p. 230; Atlas van Stolk, dl. 10, p. 1-3) |
|
trein: stoet. |
|
17. Maskerade 1835 (fragment): de intocht van Ferdinand en Isabella in Grenada (1492)
|
| |
| |
18. Interieur Sociëteit Minerva 1829-1830
| |
| |
19. Interieur Sociëteit Minerva 1835
| |
| |
20. Interieur Sociëteit Minerva 1837
| |
| |
79 |
opgezetenen: bewoners van het platteland (tegenover de ‘ingezetenen’, die binnen de muren van een stad woonden). |
|
90 |
Zes voet: ongeveer 1.80 meter: één voet telt twaalf duim en is ongeveer dertig centimeter. |
|
96 |
de militie: leger dat hoofdzakelijk uit dienstplichtigen bestaat. De miliciens werden door lotingen uit de bevolking gerekruteerd. |
|
96-97 |
jij zult er ook niet beneden zijn: de minimumlengte om in de militie te komen was 1.57 meter. (Schultze, Reglement op de nationale militie, p. 84) |
|
97 |
baas: aanspreekvorm voor een werkman. |
|
132 |
pijpendop: van koper- of ijzerdraad gevlochten hoedje op de pijpenkop om te voorkomen dat de brandende tabak eruit valt. |
|
132 |
vermeestert: verovert. |
|
136 |
een eersten haat: mogelijk een citaat: niet gevonden. |
|
137 |
Dispuutavonden: de klaploper verfoeide deze avonden omdat de disputen voor allerlei kleine vergrijpen boeten oplegden, met de bedoeling daarvan gezamenlijk op vakantie te gaan. |
|
137-138 |
draagt zijn wapen op de borst, als de ridders op den achtsten Februarij: de maskerade van 1840 had de intocht van Jan van Beieren in Leiden in 1420 als onderwerp. In de stoet liepen of reden 26 studenten mee, die verkleed waren als ridders. (Studenten-Almanak voor 1841, p. 133-140) In de Ophelderingen, 14 verwees Klikspaan naar de prent van deze maskerade, een litho van H.J. Backer (afbeelding 21). |
|
140 |
κατ᾽ ἐξοχὴν: [kat eksogèn]: bij uitstek. |
|
148 |
aanbelang: groot belang. |
|
149-150 |
een Proteus die allerlei gedaanten, allerlei karakters [...] aanneemt: de Griekse zeegod Proteus kon zich in verschillende gedaanten veranderen, zelfs in water of vuur. |
|
153 |
he will hang upon him like a disease, zoo als Shakespeare ergens zegt: citaat uit Shakespeare, Much ado about nothing (1598), eerste bedrijf, eerste scène. (The Arden Edition, p. 93; Ophelderingen, 16) |
| |
| |
21. Maskerade 1840: de intocht van Jan van Beieren in Leiden (1420)
| |
| |
154 |
ongewacht: onverwacht. |
|
158 |
speciës: soorten (zie voor het gebruik van de term in de fysiologieën de annotatie bij Typen ii, 13-16). |
|
166 |
de Gids: literair en algemeen cultureel tijdschrift, opgericht door E.J. Potgieter. Het blad verscheen voor het eerst in 1837, en was met name vernieuwend op literair gebied. |
|
172-173 |
Et trompant l'estomac et le coeur tour à tour,/J'ai l'odeur du festin et l'ombre de l'amour: En terwijl ik de maag en het hart om beurt misleid, verkrijg ik de geur van het feestmaal en een zweem van liefde. Citaat uit Victor Hugo's Ruy Blas (1838), eerste bedrijf, tweede scène. (Hugo, Oeuvres complètes, Théâtre dl. 2, p. 18; Ophelderingen, 18) |
|
174 |
dispuutreisjes: in de zomervakantie gingen de dispuutgezelschappen potverteren, meestal in de buurt van Arnhem en Nijmegen of in Kleef, net over de grens. |
|
174 |
leesgezelschappen: verenigingen van mensen die voor gemeenschappelijke rekening boeken en tijdschriften kochten om ze onder de leden te laten circuleren. |
|
177 |
de opponentenbank bij publieke promotiën: een openbare promotie vond plaats in het groot auditorium van het Academiegebouw ten overstaan van de voltallige senaat en een publiek van genodigden en belangstellenden. Iedereen mocht zijn vragen en bedenkingen inbrengen en kon daartoe plaatsnemen op de opponentenbank. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 106, 109 en 111) |
|
186 |
Blaauw: Pieter Blaauw (1799-1871), tabaksverkoper op de Botermarkt, wijk 4, nr. 19 (nu nr. 16). In de tijd van Piet Paaltjens (tweede helft negentiende eeuw) is Blaauw nog steeds één van de favoriete sigarenboeren. (ga Leiden: br en bs; Van Zonneveld, ‘Het Leiden van Piet Paaltjens’, p. 15) |
|
210 |
Waalboer: Cornelis Waalboer (1787-1847), tabaksverkoper op het Noordeinde, wijk 1, nr. 207 (nu nr. 49). (ga Leiden: br en bs) |
|
212 |
de Jagers: Nederlandse versie van het populaire, burgerlijk-sentimentele drama Die Jäger uit 1785 van Iffland. Het stuk was op 14 november 1839 opgevoerd in de Leidse Schouwburg. (Leydsche Courant, 11 en 13 november 1839) |
|
214 |
over: over de brug. |
| |
| |
221-222 |
een Paul de Kockje: de Franse schrijver Charles-Paul de Kock (1793-1871) schreef vrijmoedige, realistische romans met een voor die tijd flinke dosis erotiek. Zijn werk was heel populair bij studenten en de gegoede burgerij, maar werd door velen als aanstootgevend beschouwd. Zo spreekt Hildebrand van ‘zijn vijftig geestige, maar aan eerbaarheid en goede zeden weinig bevorderlijke romans’. (Beekman, ‘Paul de Kock’; Hildebrand, Camera obscura, dl. 2, p. 296) |
|
227 |
schoren: kaalplukten. |
|
228 |
Rousseau den subliemen klaplooper: de Franse schrijver en filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) leidde een zwervend bestaan in Frankrijk, Italië en Engeland en vond bij vele invloedrijke en gefortuneerde personen onderdak. |
|
228 |
leide: verleden tijd van ‘leggen’; in de derde en vierde druk staat ‘legde’. |
|
234 |
de Instituten: leerboek met de eerste beginselen van het Romeinse recht, in 533 opgesteld op initiatief van keizer Justinianus, verplichte stof voor het kandidaatsexamen rechten. |
|
247-248 |
jenever en de getrouwe wachter dier zon welke het verstand niet verlicht maar verduistert, het bitterfleschje: om aan jenever meer geur en smaak te geven werd bitter toegevoegd, een aftreksel van aromatische kruiden of van citroen- of oranjeschillen. Kruidenbitters zouden bovendien de bedwelmende werking van de jenever tegengaan. Ongemengde jenever was de drank voor het gewone volk; de burgers en hogere standen dronken bittertjes. (Den Jonge, Het schouwtooneel onzer dwaasheden, dl. 1, p. 95-96) |
|
253 |
καὶ σὺ τέκνον: [kai su teknon]: ook gij zoon; de woorden die Caesar volgens de overlevering sprak toen hij Brutus onder zijn moordenaars zag. |
|
255 |
theeuur: het uur na het middagmaal, rond vijf uur. |
|
259 |
Aeskulaap: arts. |
|
264 |
peripatetische: rondwandelende. De term wordt doorgaans gebruikt met betrekking tot Aristoteles die zijn studenten al wandelend onderwees, maar moet hier letterlijk worden opgevat. |
|
268 |
pis-aller: laatste toevlucht, lapmiddel. |
|
272-273 |
elk uur der ledigheid, als daar zijn van 1 tot 3 en van 5 tot 7: de tijd na afloop van de colleges tot aan het middagmaal en de tijd na het eten tot zeven uur, als de studenten gaan studeren of uitgaan. |
| |
| |
293 |
het corpus juris: het Corpus Iuris Civilis (534), een verzameling wetten, rechtsbeginselen en praktijkvoorbeelden uit de Romeinse rechtsgeleerde literatuur, samengesteld op initiatief van keizer Justinianus. |
|
323-324 |
colossalisch und majestätisch besoffen: reusachtig en majesteitelijk bezopen. Mogelijk een citaat: niet gevonden. |
|
329 |
twaalf blaadjes: uitdrukking voor een los gestopte pijp. |
|
333 |
pijpenpeutertje: staafje om de pijpenkop schoon te maken. |
|
336-338 |
eene groote Vergadering der Rederijkers-kamer [...] welke luisterrijke bijeenkomst eenige dagen later in de concertzaal zou plaats hebben: de eerste jaren van haar bestaan organiseerde de Rederijkerskamer elk jaar een Buitengewone Vergadering, waarvoor ook niet-leden werden uitgenodigd. De Buitengewone Vergadering van 1836 vond plaats in de Stadsgehoor- (en Concert)zaal aan de Breestraat. (Van Zonneveld, De Romantische Club, p. 81-128) |
|
342 |
den Burg: het Heeren Logement aan de voet van de Burcht was één van Leidens meest vooraanstaande hotels. Veel (studenten)verenigingen hadden hier hun feesten en vergaderingen; de Rederijkerskamer kwam er om de twee weken bijeen. |
|
343 |
avuncul: honorair lid van een dispuutgezelschap. |
|
347 |
met Hendrik annex: met Hendrik er bij. |
|
350 |
krijgen: pakken. |
|
362 |
Nog: verder. |
|
366 |
adjourneren: verdagen. |
|
368 |
den tulband en de chocolade: een dispuutavond werd afgesloten met een maaltijd van broodjes, cakejes en grote hoeveelheden warme chocolademelk. (Brom, Omkeer in 't studenteleven, p. 63) |
|
371 |
novicius: aankomend student. |
|
373-374 |
die hare diensten hoog opvijzelt: [de klaplooperij] die hare [eigen] diensten hoog opvijzelt. |
| |
| |
381 |
Zwolsch: likeur. |
|
382 |
de leeskamer van de Societeit: zie de plattegrond van Minerva op p. 297. |
|
385 |
ex-voto: voorwerp dat men zoals beloofd (ex voto: volgens gelofte) ophangt of opstelt in een kerk of kapel als dankbetuiging aan een heilige, bijvoorbeeld de afbeelding van een genezen lichaamsdeel. |
|
385-386 |
den heiligen Lazarus: de bijbelse melaatse Lazarus was de patroonheilige van onder andere bedelaars. |
|
420 |
practicaal: praktisch. |
|
|