| |
| |
| |
4.3.5 II. De jurist-literator
vooraf |
Deze schets is geschreven door Samuel Constant Snellen van Vollenhoven (1816-1880), vanaf 1834 student in de rechten te Leiden. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 49-51 en 54-55; Ophelderingen, 217-220) |
|
9. Samuel Constant Snellen van Vollenhoven
|
motto |
Fata ducunt volentem, trahunt nolentem: het lot leidt de gewillige, de onwillige sleept het mee. Citaat uit Seneca, Epistulae morales cvii, 11, waar staat: ‘Ducunt volentem fata, nolentem trahunt’. |
|
13-16 |
men is verpligt, als de schrijvers over natuurlijke historie, naauwkeuriger afscheiding der in dit één genus verzamelde species te maken en van elk derzelve eene zuivere diagnostiek op te geven: Klikspaan gebruikt hier termen uit het ordeningsmodel van de plant- en dierkunde: algemene eigenschappen karakteriseren het geslacht (genus), bijzondere eigenschappen karakteriseren de soorten (species) binnen een geslacht. Ook de term diagnostiek komt uit de natuurlijke historie, de verouderde naam voor biologie. Het overnemen van natuurwetenschappelijke elementen is een bekend verschijnsel in het literaire genre van de fysiologieën. (Wezel, ‘Het typengenre’) |
|
18 |
aanspraak: toespraak. |
| |
| |
24-25 |
propaedeutisch [...] examen: volgens het Organiek Besluit van 1815 (de eerste wettelijke regeling van het hoger onderwijs in Nederland) moesten rechtenstudenten examen doen in Griekse en Latijnse taalkennis, Romeinse oudheden en algemene geschiedenis. Daarnaast waren zij verplicht de colleges logica te volgen en - bij de faculteit der wis- en natuurkunde - de colleges wiskunde. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 99) |
|
10. Het Organiek Besluit van 1815
|
| |
| |
31-32 |
Phil. Theor. Mag. Lit. Hum. Doctor et Professor Ordin. in Academia Leidensi: voluit: philosophiae theoreticae magister litterarum humanorium doctor et professor ordinarius in academia Leidensi: doctor in de bespiegelende wijsbegeerte, doctor en gewoon hoogleraar in de klassieke letteren aan de universiteit van Leiden. |
|
32 |
een dubbel snijdend zwaard: vergelijk Hebreeën 4:12: ‘Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard’. |
|
33 |
doorkundig: in alle opzichten kundig. |
|
37 |
Professor literarum: hoogleraar in de letteren. |
|
43-44 |
deponeert de redevoering stilletjes ter griffie van zijne memorie: de uitdrukking ‘ter griffie deponeren’ heeft de betekenis gekregen van in de doofpot stoppen: juridische stukken bijvoorbeeld moeten ter inzage bij de griffie afgegeven worden; in de praktijk wordt er vaak geen aandacht meer aan besteed. |
|
46 |
der philosophie die violen laat zorgen: de uitdrukking ‘fiolen laten zorgen’ betekent: zich nergens om bekommeren (eigenlijk: de flessen - ‘fiolen’, soms ook: ‘violen’ - voor de betaling van het gelag laten zorgen). |
|
53 |
tant bien que mal: zo goed en zo kwaad als het gaat. |
|
54 |
classische: klassieke. |
|
61 |
noviciaat: proeftijd die de studenten moesten doorlopen voor ze ingelijfd werden bij het lsc. |
|
70 |
desolaat: hier: hopeloos. |
|
73 |
Praeceptor: leraar aan een gymnasium, in het bijzonder in de klassieke talen. |
|
72-74 |
themas [...] themas: de student gebruikt een vernederlandste meervoudsvorm. Het gebruikelijke meervoud is ‘themata’: oefeningen. (Ophelderingen, 12) |
|
80 |
phenix: mythologische vogel die volgens de overlevering elke vijfhonderd jaar verjongd verrees uit zijn as; figuurlijk gebruikt voor een uitzonderlijk begaafd persoon. |
|
84 |
syllogismen: hier: drogredenen; eigenlijk: logische redeneringen. |
| |
| |
85-86 |
Louis [...] vijf partijen carambole en doublé aanzetten: de tegenstander verplichten de biljartpartijen te betalen door ze te winnen. |
|
87 |
commerce: kaartspel. |
|
91 |
literis sacrum, Themidi sacrum: gewijd aan de literatuur, gewijd aan Themis (de godin van het recht). Verwijzing naar het leesgezelschap oude letteren ‘Literis Sacrum’ en naar het leesgezelschap rechten ‘Themis’. (Studenten-Almanak voor 1847, p. 74) Het gaat hier om verenigingen van studenten die voor gemeenschappelijke rekening boeken en tijdschriften kochten om ze onder de leden te laten circuleren. |
|
91-92 |
het leesgezelschap voor verstand en hart: een bestaand studentenleesgezelschap; vergelijk het hier afgebeelde briefje van 4 februari 1833, waarin Kneppelhout wordt meegedeeld dat hij is aangenomen als lid. (Stichting Kneppelhout, Doetinchem) |
|
11. Kennisgeving lidmaatschap
|
93 |
bâtonneeren: schermen. |
|
94 |
commissaris: hier: lid van de kroegcommissie. |
| |
| |
95 |
eindelijk: tenslotte. |
|
98 |
zonder graad: de derde en laagste graad werd niet aangetekend op het diploma. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1826, 1e stuk: Besluit van 14 maart 1826 over ‘de graden van candidaat en van Doctor’, art. 2) |
|
100 |
hecatombe[n]: offer van honderd stieren. |
|
101 |
Cicero[s]: Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.), Romeins schrijver en redenaar. |
|
101 |
Plato[s]: (ca. 428-348 v.Chr.), Grieks filosoof en schrijver. |
|
102 |
Aristophanes: (ca. 445-388 v.Chr.), Grieks blijspeldichter. |
|
102 |
Horatius: Quintus Horatius Flaccus (65-8 v.Chr.), Romeins dichter. |
|
102 |
Pindarus: (ca. 520-446 v.Chr.), Grieks dichter. |
|
103 |
den Enkhuizer-almanak: volksalmanak, daterend van 1632. |
|
103 |
Homerus: Grieks dichter (achtste eeuw v.Chr.) aan wie de Ilias en Odyssee worden toegeschreven. |
|
104 |
Graeca sunt, non legantur [...] Graeca sunt, devorentur: Het is Grieks, laten we het niet lezen... Het is Grieks, laten we het verslinden. De eerste uitspraak is een variatie op het gezegde ‘Graeca sunt, non leguntur’: het is Grieks en wordt dus niet gelezen. De uitdrukking is specifiek van toepassing op de rechtenstudie: de studenten moesten grote delen van het Corpus Iuris Civilis (534) bestuderen, een verzameling wetten, rechtsbeginselen en praktijkvoorbeelden uit de Romeinse rechtsgeleerde literatuur, samengesteld op initiatief van keizer Justinianus. Het Corpus is overwegend in het Latijn gesteld, maar bevat ook Griekse fragmenten. Het Grieks zou te moeilijk zijn en werd daarom overgeslagen. Die opvatting werd sinds de zestiende eeuw verwoord met het bovenstaande gezegde. De tweede uitspraak is van Klikspaan. (Lampas; Troje, Graeca leguntur, p. 12) |
|
105 |
adversaria: aantekeningen. |
|
106 |
de albums zijner vrienden: verzamelingen verzen, tekeningen enzovoort ter herinnering aan vrienden en bekenden, bijeengebracht in een boek of doos met |
| |
| |
|
losse bladen. Het album amicorum was vooral onder jonge mannen nog populair. (Van Zonneveld, ‘Een Albumblad’, p. 215) |
|
105-106 |
Cicero: de amicitia: Cicero's verhandeling over de vriendschap, Laelius de amicitia, uit 44 v.Chr. |
|
109 |
aanmerkingen: opmerkingen. |
|
109-110 |
het Symposion Platonis: het Symposion van Plato; handelt over het verlangen naar het hoogste goed en naar het volmaakte geluk. |
|
113 |
conjecturen: de open of corrupte plaatsen in een handschrift die ingevuld of gecorrigeerd kunnen worden na bestudering van de context. Voor het doctoraalexamen letteren moest de student óf twee duistere plaatsen uit de klassieke letteren uitleggen óf ‘teregt brengen’. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 100) |
|
114-115 |
laag vallen op: neerzien op. |
|
116 |
bokken: blunders. |
|
117 |
Professor Bake: John Bake (1787-1864), hoogleraar in de bespiegelende wijsbegeerte en letteren te Leiden van 1815 tot 1857. |
|
119 |
En toch... zoo als de Romantische dichters zeggen: duidt op de romantische voorliefde voor het werken met tegenstellingen. Vergelijk bijvoorbeeld Beets in Guy de Vlaming: ‘oogenblikken [...] Die ik niet afwacht zonder schrikken.../En toch, ik ben ze reeds gewoon!’ en ‘Hoe zou zy 't woord weêrspreken willen.../En toch - Ik kus u in den dood!’ (Beets, Guy de Vlaming, p. 38, 39 en 70) |
|
121 |
de Instituten: de colleges over de Institutiones (533) van Justinianus, onderdeel van het Corpus Iuris Civilis. Het werk van Justinianus is gebaseerd op het gelijknamige leerboek voor jonge juristen van de tweede-eeuwse Romeinse rechtsgeleerde Gaius en geeft een overzicht van de eerste beginselen van het Romeinse recht. Het kandidaatsexamen rechten had uitsluitend betrekking op de Instituten. Het betreffende college werd in het collegejaar 1839-1840 gegeven op maandag en woensdag van negen tot elf uur door C.J. van Assen. (Van de Vrugt, ‘Institutiones’; Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 84; Studenten-Almanak voor 1840, p. 89) Aan het oorspronkelijke leerboek van Gaius was een apart college gewijd. Als in het vervolg de Instituten ter sprake komen, zijn steeds de Instituten van Justinianus bedoeld. |
| |
| |
|
12. Collegerooster in de Studenten-Almanak voor 1840
|
|
124 |
facultas JCtorum: facultas JurisConsultorum: de faculteit der rechtsgeleerden. |
|
132 |
doctor juris utriusque: doctor in de beide rechten, te weten in het Romeins en Hedendaags recht. Het is oorspronkelijk de laat-middeleeuwse titel voor een doctor in het Romeins en Canoniek recht. In de negentiende eeuw werd de aanduiding nog steeds gebruikt voor een afgestudeerd jurist, al was er van het onderdeel kerkelijk recht geen sprake meer. (Hildebrand, Camera obscura, dl. 2, p. 354) |
|
133-134 |
Juridische Collegies bezoeken en Instituten bestudeeren: behalve het afleggen van een examen over de Instituten van Justinianus, moest de rechtenstudent voor zijn |
| |
| |
|
kandidaats van vier colleges een testimonium overhandigen: overzicht van de rechtswetenschap (‘encijclopedie der regtsgeleerde studien’), historie van het recht, natuurrecht en historie van het vaderland. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 84) |
|
135 |
de atra cura: de zwarte zorg. Toespeling op Horatius, Carmina iii, 1, 40: ‘post equitem sedet atra Cura’: achter de paardrijder zit de zwarte Zorg. |
|
139-140 |
cosmétique-fixateur: haarversteviger. |
|
144 |
het onderscheid tusschen jus en aequum: het onderscheid tussen recht en billijkheid. Het recht betreft de wetten, de billijkheid de veelal ongeschreven regels van fatsoen, zedelijke plicht enzovoort. |
|
144-146 |
de drooge definities van Justinianus, Alemannicus, Gothicus, Francicus, Germanicus, Anticus, Alanicus, Vandalicus, Africanus, etc. etc. etc.: behalve Justinianus zijn de opgesomde namen afgeleid van door de Romeinen overwonnen volken. Klikspaan maakt hiermee een toespeling op het voorwoord bij de Instituten van Justinianus, dat (in vertaling) als volgt aanvangt: ‘Keizer Caesar Flavius Justinianus, bedwinger van de Alemannen, de Gothen, Franken, Germanen, Anten, Alanen, Vandalen en Afrikanen, de vrome, de gelukkige, de roemrijke, de overwinnaar en triomfator, de altijd doorluchtige, aan de naar kennis van het recht hunkerende jeugd’. (Corpus Iuris Civilis, dl. 1, p. 7) |
|
147 |
justitia est constans et perpetua voluntas: het eerste boek van de Instituten van Justinianus vangt aan met de woorden: ‘Iustitia est constans et perpetua voluntas ius suum cuique tribuens’: ‘Gerechtigheid is de onwankelbare en bestendige wil die een ieder zijn recht doet toekomen’. (Corpus Iuris Civilis, dl. 1, p. 11) |
|
147-148 |
Deo propitio adventura est: ‘door Gods genade zal deelachtig worden’; met deze woorden besluiten de Instituten van Justinianus. (Corpus Iuris Civilis, dl. 1, p. 277) |
|
148 |
Compendien: compendium: samenvattend handboek van een wetenschap; namelijk de Instituten. |
|
151-152 |
een Stoicus die zich in de lijdzaamheid zoekt te oefenen: lijdzaamheid is een belangrijke deugd in de klassieke wijsbegeerte van de Stoa: de mens moet zich laten leiden door de rede, vrij worden van hartstochten en berusten in zijn lot. |
|
152 |
Job: in het Bijbelboek Job wordt verhaald over de zwaar beproefde Job, die leert om het lijden geduldig te dragen. |
| |
| |
159-160 |
de Instituten en Westenberg: Johannes Ortwinus Westenberg (1669-1737) schreef een leerboek over de Instituten van Justinianus. Dit boek, Principia Juris secundum ordinem Institutionum Imp. Justiniani, in usum auditorum vulgata (1699), bleef tot in het midden van de negentiende eeuw in gebruik. |
|
163-164 |
de eerste titel van het tweede boek: de Instituten van Justinianus bestaan uit vier boeken die onderverdeeld zijn in van rubrieken voorziene titels. (Van de Vrugt, ‘Institutiones’, p. 436-438) |
|
166 |
verglaasd: glazig, wezenloos. |
|
173 |
schroomelijke: afschuwelijke. |
|
174 |
Juvenalis satyrae: de satiren van de Romeinse schrijver Decimus Iunius Juvenalis (tweede helft eerste eeuw - ca. 140), waarin hij de dwaasheid en verdorvenheid van zijn tijd aan de kaak stelt. |
|
176 |
de Pandecten: de colleges over de Pandectae (533) - of: Digesta - van Justinianus, een uitgebreide en systematische compilatie van overwegend privaatrechtelijke adviezen en uitspraken van klassieke Romeinse rechtsgeleerden, onderdeel van het Corpus Iuris Civilis. (Feenstra, ‘Digesten van Justinianus’) Het betreffende college werd net als de Instituten verzorgd door Van Assen. Het gaat om een verplicht doctoraalcollege: om toegelaten te worden tot de promotie had de student een testimonium nodig als bewijs dat hij de lessen gevolgd had. (Bijvoegsel tot het Staatsblad 1815, 1e stuk: Organiek Besluit van 2 augustus 1815, art. 87) |
|
176-177 |
de Literarische vragen: de taalkundige vragen. De tekst van de Pandecten was lastig en men stuitte op veel filologische en linguïstische problemen. Het feit dat het om een (overwegend) Latijnse tekst ging, maakte de bestudering natuurlijk extra moeilijk. Op het college werden de Pandecten daarom zowel juridisch als taalkundig behandeld. (Feenstra, ‘Digesten van Justinianus’, p. 413-418; Van de Vrugt, ‘Institutiones’, p. 429; Lokin, Prota, p. 52) |
|
182 |
de tutelâ parentum: over de voogdij van de (groot)ouders. Dit onderwerp wordt behandeld in de Instituten i, xiii, 3. (Corpus Iuris Civilis, dl. 1, p. 35-36) |
|
185 |
verdeeling: indeling. |
|
190-191 |
een huurling: de correctie van de drukproeven van een dissertatie werd vaak uitbesteed. Sommige studenten konden met dergelijke arbeid voor medestudenten in hun levensonderhoud voorzien. (Roelevink, Gedicteerd verleden, p. 126) |
| |
| |
192 |
Prolegomena: inleidende opmerkingen. |
|
197 |
een maanregenboog: ook de maan kan een regenboog vormen maar deze wordt zelden waargenomen. Omdat het maanlicht zwak is, is meestal alleen iets roods te zien. (Visser, Optische verschijnselen, p. 28) |
|
197 |
eene bloeijende cactus grandiflora: de Mamillaria vetula of Grandiflora bloeit van oktober tot december. Maar in Nederland zal een grandiflora met geopende bloemen ook in die maanden zelden worden waargenomen: de bloemen gaan alleen 's ochtends open en op mistige en donkere dagen blijft de cactus de hele tijd gesloten. (Krook, Handboek cactus-soorten, p. 32-35) |
|
198-200 |
al promoveeren zij niet in beide vakken, al verdedigen zij slechts een specimen een uur vóór de dissertatie: Klikspaan doelt hier op de promotie ‘magna cum laude’ (met veel lof) van Hendrik Vollenhoven (1816-1889) op 23 februari 1839, van een tot twee uur 's middags. De titel van zijn proefschrift luidde: Dissertatio juridica inauguralis, continens quaestiones juridicas. Een uur eerder diezelfde dag had Vollenhoven zijn Disputatio literaria de emendatione aliquot locorum orationis Tullianae pro M. Caelio Rufo verdedigd. De Studenten-Almanak voor 1840, p. 111 schreef over deze gebeurtenis: ‘Ook de Heer H. Vollenhoven gaf blijken zijner liefde voor de Wetenschap, daar hij, een uur voor dat hij tot Jur. Utr. Doctor bevorderd werd, een Specimen uit het vak der Latijnsche Letterkunde verdedigde.’ |
|
13. Titelpagina dissertatie Vollenhoven
14. Titelpagina disputatie Vollenhoven
|
| |
| |
201-202 |
Napoleon [...] Alexander: twee van de grootste veldheren en staatslieden uit de geschiedenis, Napoleon i Bonaparte (1769-1821) en Alexander de Grote (356-323 v.Chr.). |
|
202-203 |
Huig de Groot: Hugo de Groot (1583-1645) was rechtsgeleerde en letterkundige, en bovendien filoloog, theoloog, classicus, historicus, staatsman en diplomaat. Hij genoot internationale faam zowel om zijn juridische en filologische geschriften als ook om zijn Latijnse poëzie. |
|
|