Studentenschetsen. Deel 1. Teksten (onder ps. Klikspaan)
(2002)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
Enkele ophelderingen(aant.) | |
[pagina 207]
| |
1 Men zie: Overijsselsche Almanak, bl. 243. 2 A horse! a horse! my kingdom for a horse!
shakespeare, king Richard iii, Act. v, sc. 4. 3 barbier, il Pianto. 4 Zie het Academisch Alphabet, op het woord Zomervacantie. - Studenten-Almanak voor het jaar 1838. 5 Thema, nominativus pluralis themata. 6 Zie de plaat der maskerade van 1840. 7 shakespeare, much ado about nothing, Act. i, sc. 1. 8 victor hugo, Ruy Blas, Acte i, sc. 2. 9 Den eenigen! dat is toch wat erg. 10 De teekenaar heeft, zoo als men ziet, de tegenwoordige zeden behoorlijk in acht genomen en den genoodigde bij Piet Zwaan en robe de chambre doen verschijnen. 11 Verbees heeft de klok hooren luiden, maar weet niet waar de klepel hangt. Het gedicht van Hofdijk heet immers Egmond. | |
[pagina 208]
| |
12 Ουδ' ει μοι δεκα μεν γλωσσαι δεκα δε στοματ' ειεν.
Homerus. 13 van heusde, brieven over den aard en de strekking van hooger onderwijs. 14 Maar zouden er buiten hen geene bekwame mannen gevonden worden, thans, nu alles, na de tijden der onwetendheid onzer voorvaderen, met reuzenschreden, neen, met stoom, voorwaarts is gegaan, nu door het sints lang in werking zijnde reglement op het hooger onderwijs, elk Student is voorgeschreven, welke collegies hij houden moet, nu hij, even als een Latijnsche schooljongen, door een examen heen, gedurig van de eene klasse in de andere moet springen, nu hij, opdat hij op de baan der letteren geen mis- of zijstap doen zou, even als een kind, dat zwak van beenen is, zich verpligt ziet, om in ijzeren beugels te loopen, terwijl hem elke stap voorgebakend wordt. 15 Het daghet uit den oosten. 16 Die Jobsiade, kap. 19. | |
[pagina 209]
| |
17 la fontaine, le meunier, son fils et l'âne. 18 bilderdyk. 19 molière, le bourgeois gentilhomme. 20 Studenten-Almanak voor het jaar 1834. 21 dickens, the Pickwick Club, ch. 8. 22 Conf. Dissertatio: de maffibus. 23 g.d. bom, boekhandelaar te Amsterdam op het Water bij de Papenbrug, No. 30, bij wien de meeste en aanzienlijkste verkoopingen van gedenkpenningen en munten worden gehouden. 24 ‘Par tous ces arts secrets dont j'avais l'habitude
Je voulus occuper ma longue solitude:
J'aiguisai les poinçons, je forgeai les marteaux,
J'amincis sous leurs coups les lames des métaux.
Comme on sculpte en jouant la feuille avec l'épine,
J'y sculptai sous l'airain la parole divine.
Le livre tout entier copié par ma main
Passa, multiplié, dans mes pages d'airain.
Mille fois je refis et refais mon ouvrage;
Dès que ma main pieuse en achève une page,
L'aigle prend dans son bec la lame de métal;
Dirigé par mon doigt au ciel oriental,
Il franchit l'horizon sur ses ailes sublimes,
Laisse derrière lui le Liban et ses cimes;
Attiré par l'éclat des dômes habités
Il plane dans les airs sur ces grandes cités;
| |
[pagina 210]
| |
Il écoute mugir ce grand volcan des âmes,
Comme du haut d'un cap nous entendons ces lames,
Il y laisse tomber de son bec entr'ouvert
Le morceau de métal de symboles couvert,
De ce livre sacré mystérieuse page,
Qui semble de Dieu même un céleste message,
Et qui, selon qu'il tombe en des bords différents,
Fait espérer l'esclave ou trembler les tyrans.’
delamartine, la chûte d'un ange. 25 Men gelieve op te merken dat Piet Kole wel degelijk ook eene Type is. 26 Men vergelijke: p.o. van der chys, beknopte verhandeling over het nut der beoefening van de algemeene, dat is: oude, middeleeuwsche en hedendaagsche munt- en penningkunde. 27 Dit stukje werd uitgegeven bij het eindigen der groote vacantie. 28 ‘Het gebroekte stompje gouwenaar.’ Le bout de pipe culottée zou men vertalen. 29 La soie et la dentelle méprise souverainement le drap et l'indienne; l'indienne a en horreur la robe de bure; la robe de bure à son tour crache sur le haillon, et, le croiraiton? le haillon trouve encore quelque chose à mépriser parmi les pierres des maisons en construction, qui sont autant de boutiques de prostitution, en plein vent. Cette dernière et infâme qualité de prostituées, s'appelle énergiquement des pierreuses, et il faut que ce soit M. Parent-Duchâtelet qui nous l'apprenne pour que j'ose vous le répéter ici. 30 D. Bernardus Zwaardekroon, eertijds geweest zijnde Hof- en Leermeester van zijn Genade den Grave van Kulenburch, is in den jare 1595 door de Heeren van den Gerechte beroepen tot het Rectorschap dezer Stad, welke dienst hij veele jaren waargenomen hebbende, dezelve om eenige redenen heeft verlaten, te meer, om dat hij naar Utrecht tot gelijken dienst beroepen was. | |
[pagina 211]
| |
31 Men herinnere zich Vosmeer de Spie uit den Gijsbrecht van Aemstel. 32 De Indische dagbladen melden uit Nangun dat de nieuwe beheerscher van Birma de oude koningin (de gemalin des afgezetten konings), haren broeder en deszelfs dochter, benevens drie andere vrouwen, en 9 staatsambtenaren van den vorigen monarch heeft laten ter dood brengen, terwijl veel andere mannen van rang in den kerker hetzelfde lot te gemoet zien. Al deze personen zijn overtuigd of verdacht van deelneming aan de ontwerpen der ontevredenen des lands. Volgens Birmanisch gebruik liet men de oude koningin door een olifant dood stampen. 33 molière, les femmes savantes. 34 bilderdyk, de vloek. 35 Daar ziet hij - maar met ernstige oogen, (?)
't Hoofd met een Oreool omkranst,
Daalt op een wolk van regenboogen
Een schim, door hemelsch licht beglansd.
't Is Claassens schim. -
a. van der hoop jr., van Speyk; 1840. 36 Il prit donc avec une énergie qui tenait du désespoir, une serpe pendue au milieu des instruments de cuisine, et une lanterne d'une forme si singulière qu'elle mérite une description. | |
[pagina 212]
| |
37 Bij deze gelegenheid wordt sterk gewaarschuwd tegen de Zon en de Arend, logementen uitmuntende door lompheid, maar daarentegen even sterk het Zwijnshoofd gerecommandeerd, waar ieder Student, in welk gewaad ook, beleefd wordt bejegend. 38 Men heeft kalfs-beafsteak; zoo heeft men ook punch-brûlé van bier, Crambamboeli genaamd. Ziet hier het recept: 39 Celui qui marche à ma suite, couvert de ce voile noir, c'est très-haut et très-puissant seigneur Fabiano Fabiani, comte de Clanbrassil, baron de Dinasmonddy, baron de Darmouth en Devonshire, lequel va être décapité au Marché-de-Londres, pour crime de régicide et de haute trahison. - Dieu fasse miséricorde à son âme. 40 C'était à la faveur des ombres de la nuit. 41 Eerst, voor de felle koude, een glas gewonen wijn,
Wat cantemerle, dan vervolgens chambertijn,
En eindlijk - chapeau bas! - de fonklende champagne.
Nu raakt een elk in vuur, een ieder in zijn vak,
Dees praat van Socrates, die van zijn doedelzak,
En andren trekken uit tot nachtlijke campagne.
Men zweeft in hooger kring, men is van zorgen vrij,
Men denkt wel ééns zoo vlug, niets dat te moeilijk zij,
De logica vooral wint nieuwe resultaten;
Men wordt verliefd, de vreugd stijgt met den wijn ten top,
En voert ons hooger steeds, en hooger, hooger op,
Tot dat men verzen maakt langs Leidens breede straten.
| |
[pagina 213]
| |
Men zoekt dan wel wat lang naar deur of sleutelgat,
- Gewoonte wordt natuur! - Den blaker eens gevat
Dan raakt men wel te regt, al is 't langs scheeve trappen,
Want, schoon door 't denken aan de onsterflijkheid der ziel,
Men, slechts ten halve ontkleed, somtijds daarhenen viel,
Men zal zoo ongemerkt toch eindlijk bedwaarts stappen.
Nunc est bibendum. - Studenten-Almanak voor het jaar 1835. 42 schiller, die Braut von Messina. 43 Zie: roger de beauvoir, histoires cavalières, i. 44 Vergelijk: Studenten-Typen, bl. 93-94. 45 a. gysberti hodenpyl, Willem van Bergen, Student aan de Leidsche Hoogeschool, 1 deel, 4 hoofdstuk. - Een onvoltooide roman, geschreven met den angel eener wesp, maar op bladzijde 325 was het vergif op. 46 De Student. - Studenten-Almanak voor het jaar 1836. nb. De Schrijver voldoet gaarne aan eene behoefte van zijn hart door zijne anonyme medewerkers v. en m. hier zijn openlijken dank te betuigen. De eerste schreef den Jurist-Litterator, [van] bladzijde 141, en [van] bladzijde 147-151, benevens de versjes voorkomen de op bladzijde 145, 146-147, 165 en 166-167. m. leverde het gedichtje op bladzijde 164-165. - Het plaatwerk is door de zorg van den Wel-Ed. Heer Bruining op steen gegraveerd. |
|