| |
| |
| |
4.3.17 Ophelderingen
33-40 |
Maar zouden er buiten hen geene bekwame mannen gevonden worden...terwijl hem elke stap voorgebakend wordt: citaat uit een ingezonden brief van een zekere K., gepubliceerd in het Algemeen Handelsblad van 5 maart 1841; de cursivering in het citaat is van Klikspaan. |
|
43-58 |
Of is het ook de menigte Studenten...Het zijn jongelingen, geen jongens, voor welke men Academiën oprigt: de twee alinea's binnen dit citaat gaan terug op twee afzonderlijke fragmenten uit een niet ondertekend bericht over het ‘Hooger onderwijs’ in de Arnhemsche Courant van 23 maart 1841; de cursivering in het citaat is van Klikspaan. |
|
77-79 |
G.D. Bom, boekhandelaar te Amsterdam op het Water...gedenkpenningen en munten worden gehouden: Gerrit Dirk Bom (1786-1869), boekverkoper, aan het Damrak 30 (ook wel Water genoemd). |
|
81-104 |
Par tous ces arts secrets dont j'avais l'habitude...Fait espérer l'esclave ou trembler les tyrans: de vertaling van dit gedicht luidt als volgt: |
Met al deze geheime kunsten waarmee ik vertrouwd was,
Wilde ik mijn langdurige eenzaamheid vullen:
Ik scherpte de priemen, ik smeedde de hamers,
Onder hun slagen plette ik het golvende metaal.
Zoals men spelend een blad bewerkt met een doorn,
Zo sneed ik er onder het brons Gods woord in.
Het gehele boek, door mijn hand gekopieerd,
Werd verveelvoudigd op mijn bronzen bladen.
Duizend maal herhaalde en herhaal ik mijn arbeid;
Zodra mijn vrome hand gereed is met een bladzijde,
Neemt de adelaar de metalen plaat in zijn bek;
Door mijn vinger naar de oostelijke hemel gestuurd,
Hij verdwijnt achter de horizon op zijn grootse vleugels,
Laat achter zich de Libanon en zijn toppen;
Gelokt door de schittering der bewoonde koepels
Zweeft hij door het zwerk boven die grote steden;
Hij hoort het grommen van die grote vulkaan der zielen,
Zoals wij van bovenop een klip die golven beluisteren,
Hij laat er uit zijn halfopen bek
Het met symbolen bedekte stuk metaal vallen,
Geheimzinnige bladzijde van dat heilige boek,
Dat een hemelse boodschap van God zelf schijnt,
En dat, naargelang waar het neerkomt,
De slaaf doet hopen of de tyran doet beven.
| |
| |
|
De oorspronkelijke Franse versie in De Lamartine, La chute d'un ange, dl. 2, p. 35-36. |
|
116-121 |
La soie et la dentelle méprise souverainement le drap et l'indienne...que j'ose vous le répéter ici: De zijde en het kant minacht(en) het laken en het sits volkomen: het sits verafschuwt de baaien jurk: de baaien jurk spuugt op zijn beurt op het vod, en, of je het gelooft of niet, het vod vindt ook nog iets om te minachten te midden van de stenen van huizen in aanbouw, die eigenlijk louter openluchtbordelen zijn. Die laatste en schandelijke soort van prostituees heten doortastend pierreuses, en het is slechts omdat de heer Parent-Duchâlet ons dat onderwees, dat ik het hier voor u durf te herhalen. Citaat uit ‘Les égouts. ii’ van Jules Janin, verschenen in de Revue de Paris, nieuwe serie, dl. xxxv (1836), p. 153-203; het citaat op p. 173-174. |
|
124-128 |
D. Bernardus Zwaardekroon, eertijds geweest zijnde Hof- en Leermeester van zijn Genade den Grave van Kulenburch...om dat hij naar Utrecht tot gelijken dienst beroepen was: citaat uit de derde druk van Orlers, Beschrijving der stad Leyden (1781; eerste druk: 1614), dl. 1, p. 233-234. De hier bedoelde Zwaerdecroon, Bernardus (?-1629), was de vader van de in Typen viii, 240-241 genoemde Terentius-vertaler en -editeur. |
|
133-139 |
De Indische dagbladen melden...liet men de oude koningin door een olifant dood stampen: bericht uit de Arnhemsche Courant van 29 oktober 1840. In het bericht is sprake van zeventien, in plaats van negen staatsambtenaren die terecht waren gesteld. |
|
153-161 |
Il prit donc avec une énergie qui tenait du désespoir...ni par le vent, ni par la pluie: Hij pakte dus, met een energie die wel wanhoop leek, een snoeimes dat tussen het keukengerei hing, en een lantaarn met zo'n bijzondere vorm, dat zij een beschrijving waard is. Het was een bol van hoorn, rond zoals de lampen die we ophangen aan de plafonds van onze boudoirs of onze slaapkamers, waaraan men een buis van blik gemaakt had van drie voet lang, met de vorm en dikte van een bezemsteel. Omdat de bol hermetisch gesloten was, kreeg de geoliede pit die in het binnenste van de lantaarn brandde, alleen zuurstof door de bovenkant van de buis, en liep niet het gevaar te worden gedoofd door de wind of door de regen. Citaat uit één van de ‘Impressions de voyages’ van Alexandre Dumas père, getiteld ‘Une pêche de nuit’; de door Klikspaan gebruikte editie is in Nederland niet aangetroffen. (Dumas, ‘Une pêche de nuit’, p. 417) |
|
164-165 |
de Zon [...] de Arend [...] het Zwijnshoofd: waarschijnlijk logementen die studenten op hun zomerreizen aandeden; niet geïdentificeerd. |
| |
| |
170 |
ale: lichtkleurig, sterk gehopt Engels bier. |
|
172 |
doren: dooiers. |
|
174 |
bowl: grote, diepe, ronde kom om drank op te dienen. |
|
186-203 |
Eerst, voor de felle koude, een glas gewonen wijn...Men zal zoo ongemerkt toch eindlijk bedwaarts stappen: de strofen acht tot en met tien uit het gedicht ‘Nunc est bibendum’, dat in totaal elf strofen telt. (Studenten-Almanak voor 1835, p. 157) |
|
213-214 |
Een onvoltooide roman [...] maar op bladzijde 325 was het vergif op: Willem van Bergen zou, volgens verschillende opmerkingen van de auteur in het boek zelf, uit vijf delen bestaan, maar het is uiteindelijk bij twee delen gebleven. Ten tijde van deze aflevering (datering: 15 maart 1841) was het tweede deel nog niet verschenen; het eerste deel, waaruit Klikspaan in Typen xii, r. 22-41 citeert, telde inderdaad 325 pagina's. |
|
218 |
V.: Samuel Constant Snellen van Vollenhoven (1816-1880), vanaf 1834 student rechten te Leiden. (Dyserinck, Studentenleven in de literatuur, p. 49-51 en 54-55) |
|
218 |
M.: Jan Bastiaan Molewater (1813-1864), vanaf 1830 student rechten, later geneeskunde te Leiden. |
|
221 |
Bruining: Tieleman Cato Bruining (1801-1877), tekenmeester en lithograaf te Leiden. |
|
|