Schetsen en verhalen uit Zwitserland
(1850)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
[pagina 3]
| |
Tusschen Holland en Zwitserland bestaat eene onwedersprekelijke betrekking, gelijk er eene onwedersprekelijke betrekking tusschen het karakter der volken van beide landen bestaat. Zwitsers voeden Hollandsche kinderen op, Zwitsers dragen het Hollandsche geweer, hebben Hollandsche vrouwen ten huwelijk. Voor het overige eene gelijke bedaardheid, een gelijk overleg, eene gelijke winzucht. Maar de betrekking is ook nog van een anderen aard. Het gemoed heeft aanspraken te doen gelden. Meer dan elders gevoelt de Hollander zich te huis op Zwitserschen bodem en zou, gebannen van den geboortegrond, geen ander land ligter, liever, tot zijn tweede vaderland kiezen. Van waar die trek naar oorden, | |
[pagina 4]
| |
zoo geheel tegenovergesteld aan vlakke weilanden en weteringen met lisch en wilgen? Zou het mogelijk de heimelijke behoefte zijn van 's menschen geest, zich te completeren, te ergänzen, aan te vullen hetgeen hij onbewust gevoelt, dat hem ontbreekt en hem toch tot een volledig stelsel van edele genietingen zou noodig zijn? Wij halen de schouders op, maar erkennen onze ondervindingen, eerbiedigen de neiging onzes harten, die ons een tweeden keer naar het gemeenebest der een en twintig cantons heenvoerde. Laat ons den indruk bewaren, mededeelen, welken enkele punten op ons maakten! Zien wij den mensch, dichterlijk of bekrompen, gelijk hij zich door die natuur heen beweegt, harmonie of contrast; onszelven, gelijk zij ons stemt, verandert en bezielt! Allen immers zijn we instrumenten, bespeeld door de omringende voorwerpen; maar sommige zijn, helaas! ontstemd, andere hebben geene snaren. |
|