allercoquetste kamer voor de volksvertegenwoordiging en belangrijke boekerij. Vroeg in den morgen werd ik gewekt door de overheerlijke muzijk der bezetting. De zon stond schitterend aan den hemel. Twee uren daarna was ik op weg naar Heidelberg.
Verrukkelijke togt! en dan bij zulk schoon weder! De gansche weg is eene lange laan met gezonde vruchtboomen beplant en door frissche nootenboomen overschaduwd. Al wat men ziet is schoonheid en vruchtbaarheid; welige graanvelden, rijke akkers, digtbewassen heuvels, vette weilanden, bezige landlieden, welvarende dorpen. En welk een menschenras! de mannen, hoe forsch gespierd, hoe eerlijk en open van gelaat, hoe regt en breed gebouwd! de vrouwen... geen dorp dat ik doorreed zonder de handen in een te slaan over de mooije meisjes. Zie, dat verheft de ziel en doet het hart van den vreemdeling goed. Overal zonden mij die lieve gedaanten lagchende groetjes toe en ik kon mij niet verzadigen van het gezigt dier blonde verschijningen met koninklijke leest, onbewuste bevalligheid, tengere bloote beenen door een wangunstig rokje bedekt, Rebeccaas, in tierigen kout geschaard om den put van het dorp. De weg draait. Daar vloeit de Neckar, daar ligt Heidelberg, gekroond met zijn trotsch kasteel!
Als men in Heidelberg is kijken de bergen over