| |
| |
| |
8. De inkapseling in de Surinaamse samenleving
Uit de voorgaande hoofdstukken zal duidelijk geworden zijn dat de Karaiben van Galibi op talloze manieren in aanraking komen met de buitenwereld. In een ver verleden was een Indianendorp grotendeels te begrijpen als een geïsoleerd verschijnsel. Thans moet men Galibi zien als een onderdeel van de Surinaamse samenleving. In dit hoofdstuk komen twee voorbeelden van inkapseling aan de orde. In beide paragrafen is het de bedoeling te laten zien waaruit de bemoeienis bestaat, welke invloed die heeft en hoe de Karaiben erop reageren.
| |
8.1. bescherming van de zeeschildpadden
We zagen in paragraaf 3.4 dat zeeschildpadeieren door de Karaiben geraapt werden en een belangrijke bijdrage tot hun inkomsten leverden. In de maanden dat de zeeschildpadden hun eieren leggen is de aandacht van veel Karaiben daar ook voor een groot deel op gericht. Sommige gezinnen verblijven weken achtereen in hun kleine huisjes aan de zeekust. Overdag wordt er gevist, en 's nachts zit iedereen op wacht, uitkijkend over het strand naar de komst van de grote reptielen. De krape en de warana zijn de belangrijkste.
In 1965 bleek plotseling dat het Surinaamse strand, waar de Karaiben al sinds generaties de eieren raapten, een van de belangrijkste legstranden van de warana was aan de Atlantische kust van Zuid-Amerika. Tegen de achtergrond van de dreigende uitroeiing van de warana werd het klein strandje Eilanti plotseling van internationale betekenis. Een ander strand, Bigi Santi, iets westelijker, was toen al onderdeel van het natuurreservaat Wiawia. Het was nu Eilanti dat de aandacht van natuurbeschermers trok (in Suriname valt natuurbescherming onder de Dienst 's Lands Bosbeheer). De voornaamste bedreiging, in de ogen van de beschermers, waren de Karaiben, die al jarenlang 80% van de eieren raapten. Dit rapen moest dus stopgezet worden.
In februari 1967 vond in Christiaankondre een bijeenkomst plaats waarop de Distrikts-Kommissaris van Marowijne, vergezeld van ambtenaren van 's Lands Bosbeheer, de situatie waarin de zeeschildpadden verkeerden en de beschermingsmaatregelen uitlegde. De Karaiben werd gevraagd mee te werken met de biologen om de uitroeiing van de dieren te voorkomen. De
| |
| |
Karaiben die op Eilanti zouden zijn om eieren te rapen zouden, zoals in andere jaren, de dieren opwachten. Zij zouden echter niet de eieren opgraven, maar er alleen een stokje bij plaatsen. De volgende dag zouden de eieren worden opgegraven (ze zouden op een speciale plaats weer worden begraven) en de Karaiben zouden voor elk ei 1 cent krijgen. Dat was een alleszins redelijk bedrag. Het projekt was voor 1967, althans om te beginnen. Er werd de Karaiben echter in het vooruitzicht gesteld dat als de zeeschildpad behouden bleef het strand aantrekkelijk kon worden voor toeristen. De Karaiben zouden dan kunnen verdienen aan het transport, terwijl ze misschien ook nog etnografika konden verkopen.
Niet alle Karaiben stemden in met het projekt en de vooronderstellingen. Sommigen zeiden dat het aantal zeeschildpadden helemaal niet achteruitliep. Ze raapten daar al vele jaren en er kwamen nog steeds massa's schildpadden. Maar de Karaiben die aanwezig waren zeiden dat ze wel wilden meewerken. De kapitein van Langamankondre zei dat hijzelf wel akkoord ging met het voorstel maar dat hij niet wist of dat met zijn volk, de inwoners van Langamankondre, ook het geval was. Een week later hield hij een vergadering in zijn eigen dorp, en door afwezigheid van de Distrikts-Kommissaris, en misschien ook door een iets andere presentatie, was het aantal dissidenten hier veel hoger. Er was geen sprake van afname van het aantal dieren, ze verplaatsten alleen hun neststranden, werd er gezegd. Men vond de vergoeding te laag: een klacht die later wel meer naar voren zou komen. De Karaiben redeneerden dat ze normaal 10 à 14 gulden per 1000 eieren kregen - maar ze vergaten dat ze in in dat geval ook voor transport moesten zorgen en de kosten daarvan lieten ze nu buiten beschouwing. Maar het belangrijkste punt was dat de Karaiben deze inmenging in hun zaken en deze beperking van hun vrijheid eigenlijk niet aanvaardden.
In 1967 verliep het plan zoals men het zich had voorgesteld. Over een periode van drie maanden (het plan betrof niet het hele kalenderjaar) werd een bedrag van ongeveer Sf 2500 uitgekeerd aan 32 Karaiben. Sommige Karaiben profiteerden op andere wijze: zij bouwden een huisje voor 's Lands Bosbeer of hielpen met het opgraven en herbegraven van de eieren. Dat bedrag van Sf 2500 geeft onvoldoende aan hoe belangrijk de eieren wel waren. Er werd alleen geld gegeven voor warana eie- | |
| |
ren en niet voor krape eieren. Er werd alleen in een periode van drie maanden betaald, daarvóór en daarna kon er vrij geraapt worden. Op andere stranden werd vrij geraapt. Bovendien trokken de Karaiben ook naar het Franse strand van Organabo. De relaties tussen de ambtenaren en biologen enerzijds en de op Eilanti verblijvende Karaiben was over het algemeen allervriendelijkst.
Hoewel er begin 1967 gezegd - en in elk geval door de Karaiben begrepen - was dat de bescherming alleen het jaar 1967 betrof en niet noodzakelijkerwijs ook de volgende jaren, werden de plannen van natuurbescherming snel ingrijpender. In 1968 werd een plan ingediend bij de regering van Suriname om van het gebied een natuurreservaat Galibi te maken. Hoewel het besluit formeel pas in 1969 werd genomen, werden eind 1967 en in 1968 al maatregelen getroffen om het plan ten uitvoer te brengen. Deze maatregelen ervoeren de Karaiben als direkte bedreiging van hun levensomstandigheden. De juridische positie van de Karaiben was echter uiterst zwak. Zij hadden - en hebben - geen rechten op het grondgebied dat in hun levensonderhoud voorziet. Zij wonen op Domeinland en de Surinaamse overheid kan daar naar goeddunken mee handelen, met als enige restriktie de ‘eerbiediging van de wettelijke rechten en aanspraken van derden, daaronder begrepen de rechten van Bosnegers en Indianen op hunne dorpen, nederzettingen en kostgronden’.
Zonder voldoende voorlichting troffen de Karaiben eensklaps op Eilanti een bord aan waarop de nieuwe status van het gebied - hun gebied - stond aangegeven! Er kwam een verbod om op Eilanti te jagen; hoewel dit later op een vergissing bleek te berusten maakte het de situatie ernstiger. Er werd zelfs vis in beslag genomen. De Karaiben hoorden van plannen om een logeergebouw op Eilanti te plaatsen voor toeristen en zij begonnen zich steeds meer bedreigd te voelen. Enkele jaren geleden hadden zij gezien hoe Bigi Santi onderdeel van het Wiawia reservaat werd. Nu werden Eilanti en Babun Santi tot reservaat verklaard. Waar lag de grens?
Tijdens vergaderingen in de dorpen werd er geprotesteerd en gemopperd. Er werd gezegd dat de Karaiben het logeergebouw in brand zouden steken. Zij deden echter niets, werkten alleen niet erg mee aan het transport van toeristen (er waren er niet veel trouwens) door hoge transportprijzen te vragen. In 1968,
| |
| |
toen de Karaiben f 1.50 per nest ontvingen (dit was gemiddeld iets meer dan 1 ct per ei), en in 1969 waren er geen echte konflikten.
In de ogen van de ambtenaren gedroegen de Karaiben zich tamelijk irrationeel: zij kregen toch geld en er was toch de mogelijkheid om door transport en verkoop van voorwerpen aan het toerisme te verdienen? Zij begrepen aanvankelijk totaal niet dat dat geld niet het belangrijkste was. Het ging de Karaiben om de bedreiging van hun vrijheid, van hun bestaan. Dit hadden zij van het begin af aan gezegd, maar het werd overduidelijk begin 1970, toen er een vergadering werd gehouden om te komen tot een lijst van wensen die aan de regering overhandigd moest worden. In feite was alleen Christiaankondre betrokken bij Eilanti zelf, en dan nog maar leden van een tweetal lokale verwantschapsgroepen. Ondanks dat werd Eilanti en de kwestie van grondrechten een issue voor alle Karaiben van Galibi. Tijdens de vergadering hield een van de jongeren een lang en emotioneel pleidooi voor grondrechten als voornaamste punt. Hij verwees expliciet naar de ervaringen met Eilanti - en de Karaiben bleken het met hem eens te zijn. Grondrechten werd punt 1 van de lijst van beide dorpen.
De hele geschiedenis rond het natuurreservaat Galibi had met minder konflikten en frustraties kunnen verlopen wanneer de buitenwereld zich meer verdiept had in het Karaibisch gezichtspunt. Maar de verklaring van de feitelijke gebeurtenissen ligt ten dele ook bij de Karaiben zelf. Zij komen er niet gemakkelijk toe regelrecht oppositie te voeren. De Karaiben stemden telkens toe, hoewel zij eigenlijk diepgaande bezwaren hadden. Maar door het telkens toegeven, met name ook door de dorpsleiders, kwam het wezenlijke probleem nauwelijks ter kennis van degenen die zich met de instelling van het reservaat bezighielden. De Karaiben toonden een vriendelijk en bereidwillig gezicht naar de buitenwereld - en mopperden wanneer ze onder elkaar waren. Een ander punt is dat - en formeel niet ten onrechte - aangenomen werd dat de dorpsleiders handelden in overeenstemming met wat leefde onder alle bewoners. Maar heel veel Karaiben waren van mening dat hun kapiteins de problemen zeer inadekwaat behandelden. Het zijn, alweer, de waarden van de samenleving en de politieke struktuur geweest die een naar buiten komen hiervan in de weg hebben gestaan.
In 1971 schreef ik: ‘er is nu een reservaat gesticht en ik
| |
| |
geloof niet dat er moeilijkheden zullen komen met betrekking tot Eilanti. Maar Eilanti heeft wel bijgedragen tot de problemen van de Karaiben in de wereld van vandaag’.
Grondrechten vormen door heel Zuid-Amerika heen het kardinale punt in het voortbestaan van bedreigde Indiaanse volken. Je zou willen dat Suriname hierin een goed voorbeeld gaf.
| |
8.2. partijpolitiek in een Indianendorp
Suriname maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden, waarvan de drie onderdelen ten aanzien van hun interne aangelegenheden autonoom zijn. In Suriname berust deze autonomie bij een kabinet met 13 departementen (maar meestal minder ministers) en een elke vier jaar (in principe) gekozen parlement, de Staten. Een deel van het politiek proces wordt beheerst door een aantal partijen. Naast de grote partijen, die merendeels sterk appelleerden aan etnische gevoelens van solidariteit, waren er in 1967 twee kleine Indiaanse partijen. De eerste, en de oudste van de twee, was de VIP, de Verenigde Indiaanse Partij. De tweede was de SEP, de Surinaamse Eenheids Partij, die een gelegenheidspartij was om Indiaanse kiezers voor de Nationale Partij Suriname (van de toenmaals oppermachtige Minister-President J.A. Pengel) te winnen.
De politieke betekenis van de Indianen op nationaal niveau is bijzonder klein. Toch worden zij bij het politiek proces van verkiezingen betrokken. Daarvoor zijn tenminste drie redenen. In de eerste plaats is er een groeiend ‘Indiaanse bewustzijn’. In de tweede plaats is er de nationale strijd om de macht tussen, om het simplistisch te zeggen, Kreolen en Hindostanen, en bij min of meer gereglementeerde strijd - want dat zijn verkiezingen in feite - telt elke stem mee, ook de stemmen van kleine groepen. In de derde plaats ervaren de Karaiben frustraties in hun dorp en ze trachten de machten buiten hun dorp, maar waarvan ze het bestaan hebben leren kennen, te mobiliseren.
De ontwikkeling van een Indiaans bewustzijn is nauw verbonden met de persoon van R.J. Kiban, een Karaib van Bigi Poika. Kiban kwam als 17-jarige naar Paramaribo, ging naar een missieschool en werd lid van de katholieke Progressieve Surinaamse Volkspartij (PSV). In 1952 begon hij met wekelijkse radiopraatjes in het Karaibisch, waarin hij allerlei nieuws over de dorpen gaf, en in de loop van de jaren steeds meer politieke
| |
| |
onderwerpen ter sprake bracht. Daar naar zijn gevoel de overheid niets ten behoeve van de Indianen deed nam hij het initiatief tot een eigen partij. In Juli 1962 richtte hij met een 70-tal Indianen, Arowakken en Karaiben, de Verenigde Indiaanse Partij op. Zich realiserend dat de VIP op eigen kracht er niet in zou slagen een Indiaan in de Staten te krijgen - het aantal Indianen is daarvoor te klein - nam de VIP kontakt op met andere partijen om tot een kombinatie te komen. Dit gebeurde echter te kort voor de verkiezingen van 1963, en de VIP besloot dan maar zelfstandig de verkiezingen in te gaan. In 1963 verwierf de VIP 1572 stemmen - lang niet genoeg voor een zetel in de Staten, maar gezien het kleine aantal potentiële stemmers toch een groot succes.
Tot de oprichting van de VIP was de Sociaal Democratische Partij (SDP) de enige partij die soms iets voor Indianen deed en die door enkele Indianen gesteund werd. De verklaring ligt in de persoon van D.G.A. Findlay, politikus en uitgever van de krant De West, die sinds zijn jeugd veel belangstelling heeft voor Indianen (met name die van de Marowijne). Findlay hielp ook individuele Indianen van tijd tot tijd en verwierf hun stemmen als dank.
In 1966 en 1967, toen de verkiezingen van 1967 begonnen te naderen, rees voor de VIP weer de vraag of men zich zou verbinden aan een andere partij. Er kwam een verbinding tot stand met de PSV: die partij bood wat meer dan andere partijen en bovendien waren de meesten Indianen, de leiders van de VIP inkluis, katholiek. Verschillende leiders hadden hun eerste politieke scholing in de PSV gekregen.
De Karaiben van Galibi namen weinig deel aan deze aktiviteiten. Ze luisterden naar Kiban's radiopraatjes en een deel stemde op hem in 1963. De uitkomst van die verkiezingen heeft de VIP zeer gestimuleerd. Misschien heeft het de andere partijen doen ontdekken dat er een vergeten groep kiezers was. Met betrekking tot de kiezers van Galibi ontstond in 1966-67 strijd tussen de PSV-VIP kombinatie, en de NPS met zijn SEP afdelinkje. De NPS was op nationaal niveau gewikkeld in de strijd om de macht, met de Hindostaanse VHP (Verenigde Hindostaanse Partij) als tegenspeler, en was bereid om alles te doen om een beslissend aantal zetels in de Staten te verwerven. Zowel de PSV als de NPS hadden Indianen op hun lijst van kandidaten (laag op de lijst, bij de NPS aanmerkelijk lager dan bij de PSV).
| |
| |
Dit suggereerde dat stemmen op een van beide partijen ertoe kon leiden dat er een Indiaan in de Staten zou kunnen komen.
Voor zover het de Karaiben van Galibi betreft begon de verkiezingskampagne in september 1966, toen alle Indianen kapiteins (en ook de Bosneger granmans en kapiteins) werden uitgenodigd om naar Paramaribo te komen voor besprekingen met de regering. Het was de bedoeling dat elk dorp een lijst met wensen zou overhandigen. De Bosnegers werden gehuisvest in een hotel, de Indianen in een danszaal, waar zij verwelkomd werden door SEP officials. Vertegenwoordigers van de VIP werden geweerd. Onder de Indianen rees bezwaar tegen de huisvesting: het kontrast met de Bosnegers was te groot. Toen er problemen ontstonden over het daggeld dat zij ontvingen werd de kapitein van Langamankondre boos - en vertrok. Voor de VIP was dit een fraaie gelegenheid om de behandeling van de Indianen door de overheid aan de kaak te stellen. De SEP, de NPS en anderen deden hun uiterste best om de nadelige gevolgen van het plotselinge vertrek van de kapitein te minimaliseren. Er werd een verklaring gepubliceerd, zogenaamd ondertekend door alle Indiaanse kapiteins en basja's, waarin gesteld werd dat zij heel tevreden waren. Onderaan de originele verklaring prijkte de ‘handtekening’ van verschillende kapiteins die niet kunnen schrijven - en van de kapitein van Langamankondre, die niet meer in de stad was en die bovendien de bron van de moeilijkheden was!
Maar de straf kwam spoedig: alle kapiteins en basja's keerden na een maand naar hun dorpen terug, wel voorzien van gaven voor zichzelf en voor hun dorp (een oud gebruik in Suriname) - maar de kapitein van Langamankondre kreeg niets.
Van het eigenlijke doel - bespreking van wensen - kwam weinig terecht. De lijst van Christiaankondre omvatte een generator, een buitenboordmotor voor transport van zieken, financiële hulp voor ouderen, e.d. De kapiteins kregen te horen dat de SEP voor deze lijst zorg zou dragen.
In de loop van oktober waren alle bestuurders weer terug in hun dorpen. Direkt na terugkomst hield de kapitein van Christiaankondre een vergadering, waarin hij verslag uitbracht en ook de verkiezingen ter sprake bracht. Er waren twee mogelijkheden: de SEP en de VIP. De mensen werd gevraagd hierover na te denken. Daarna begon de uitdeling van geschenken. Het werd een uiterst opgewekte dag.
| |
| |
Er moeten twee dingen opgemerkt worden. In de eerste plaats was er in de tijd na deze vergadering een duidelijke verschuiving in politieke sympathie, en wel in de richting van de NPS, ‘die werkelijk iets deed voor de Indianen’. De houding ten opzichte van Lanti, i.e. de overheid, was vóór de bijeenkomst in de stad duidelijk negatief geweest. In de tweede plaats legden geen van de bestuurders enig direkt verband tussen de uitnodiging en de verkiezingen: geen van de leiders was zich bewust van politieke manipulatie, van een uitnodiging met het oog op elektoraal succes. Alleen de kapitein van Langamankondre was achterdochtig.
De tweede ronde kwam in januari 1967. Volstrekt onverwacht kwamen er enkele ambtenaren naar Christiaankondre om opmetingen te verrichten voor de aanleg van een generator en een lichtnet. De leider vertelde dat hij het erg druk had met dit werk: hij moest in vele dorpen dergelijke opmetingen verrichten en hij schreef dit toe aan de komende verkiezingen en aan het feit dat hij voor een NPS departement werkte. De kapitein van Langamankondre was nu openlijk achterdochtig en zei dat als dit een opmeting betrof die alleen gedaan werd met oog op de verkiezingen hij en zijn volk zouden verhuizen naar Frans Guyana.
De derde ronde werd georganiseerd door de VIP, gesteund door de PSV, in februari 1967. Er werd een goed deel van een weekend aan besteed. De Karaiben maakten kasiri voor hun politieke vrienden en kwamen massaal in de school bijeen. Kiban en anderen legden hun plannen uit. De kapitein van Langamankondre bleek een entoesiast supporter te zijn en aan het einde van de bijeenkomst voerden verschillende Karaiben spontaan het woord om de inwoners van Galibi aan te sporen toch vooral op de PSV-VIP kombinatie te stemmen. Aan het einde van de zondagmiddag werden de gasten door de Karaiben weer naar Albina gebracht.
De vierde ronde was voor de konkurrentie: de SEP, gesteund door de NPS en het bestuursapparaat. Dit kwam direkt al tot uiting in de aankomst van de vertegenwoordigers. Zij werden nl. gebracht en gehaald door de barkas van de Distrikts-Kommissaris. In het dorp troffen ze het slecht, want ze vielen midden in een aiti dé. Gedurende een deel van de nacht namen zij deel aan het feest, dat in de vroege ochtend tijdelijk werd onderbroken om iedereen een beetje slaap te geven. Velen kwamen echter niet naar de bijeenkomst waar de zegsman van de
| |
| |
SEP het woord voerde. Deze overhandigde eerst enkele brieven van de regering aan de kapiteins, o.a. een aanstellingsbrief, en een bericht over pensioen voor afgetreden kapiteins. Vervolgens overhandigde hij de kapitein van Christiaankondre de gevraagde buitenboordmotor, en kwam tenslotte op zijn eigenlijke onderwerp: de verkiezingen. Hij kleineerde de betekenis van de PSV-VIP en zei dat de Minister-President een Indiaan in de Staten wilde hebben met behulp van de SEP. Verschillende malen stelde hij de vraag of de SEP goed was, maar hij kreeg geen antwoord. Tot ergernis van de zegsman interrumpeerde de kapitein van Langamankondre hem herhaaldelijk. Wat het meest stak was de vraag waarom hij, als Indiaan, samenwerkte met de Kreolen, en weigerde samen te werken met de Indiaan Kiban. De bijeenkomst werd geen succes. De kapitein van Langamankondre zei kategorisch niet op de SEP te willen stemmen: ‘dit bestuur heeft nog nooit wat voor de Indianen gedaan’. Er kwam geen weerwoord op deze opmerking. Zijn kollega van Christiaankondre was in een moeilijke positie: hij had net zijn officiële aanstelling gekregen, en bovendien de gevraagde buitenboordmotor! Hij trachtte de vraag te ontwijken door te zeggen dat hij niet wist wat zijn volk dacht. Hij zou een vergadering houden. Maar de SEP zegsman moest kennelijk met een duidelijk antwoord bij zijn NPS patroons terugkeren en preste hem. Hij kreeg echter niets duidelijkers dan de mededeling dat het dorp er misschien wel over dacht om op de SEP te stemmen. De bijeenkomst werd rumoerig. De mensen begonnen te praten, maar niemand van de inwoners nam het woord. De bijeenkomst werd gesloten en iedereen keerde terug naar het feest en de kasiri. Het was duidelijk dat de SEP niet appelleerde aan de gevoelens van de Karaiben: de Karaiben zagen de SEP als een onderdeel van de NPS (de VIP mensen hadden daar enkele weken geleden nadrukkelijk op gewezen) en weigerden op een Kreoolse partij te stemmen.
De vijfde ronde was weer voor de VIP: vlak voor de verkiezingen op 15 maart 1967 kwamen enkele VIP mensen naar Galibi om hun zaak warm te houden en om de Karaiben tijdens de stembustocht bij te staan.
Er waren bijna geen onregelmatigheden bij de stembus. In Suriname heerste in die tijd een sterk wantrouwen in de eerlijkheid van met name de NPS. De Minister-President had geweigerd een wet te tekenen die voorschreef dat elkeen die
| |
| |
gestemd had een vinger moest laten kleuren, om te voorkomen dat hij nogmaals ter stembus ging. In Paramaribo ging het gerucht dat de NPS stemkaarten opkocht à raison van f 10. - per stuk. Bedrog was in Galibi niet zo moeilijk geweest: de lijst met kiezers (die gebruikt werd in afwezigheid van een betrouwbaar bevolkingsregister) bevatte vele fouten. In de eerste plaats stonden verschillende personen twee of driemaal op de lijst, zij het onder verschillende namen (zij hadden met gemak twee of driemaal kunnen stemmen). In de tweede plaats vermeldde de lijst namen waarvan niemand wist wie daarbij hoorde. Een van de jongeren kreeg een kaart op de naam van ene Johannes in handen en probeerde een stem uit te brengen. Hij viel door de mand omdat Johannes volgens de lijst 60 jaar moest zijn. De Karaiben maakten geen gebruik van de slechte registratie, en het volgende tabelletje geeft aan hoe zij stemden:
NPS |
1 |
PSV-VIP |
102 |
VHP |
3 |
SRI |
1 |
SDP |
29 |
PNR |
1 |
totaal |
137 |
De uitslag is duidelijk (de stemmen voor de VHP, de NPS en de SRI zijn vermoedelijk afkomstig van de leden van het stembureau en van de aanwezige politie). Het hoge aantal voor de SDP is opvallend: de SDP had niets gedaan om de sympatisanten in Galibi te behouden, en verkreeg toch ongeveer 20% van de stemmen.
Hoewel de PSV in Galibi zeer succesvol was, waren de landelijke resultaten vernietigend. Vóór 1967 was de PSV met 4 zetels in de Staten vertegenwoordigd; geen van deze zetels werd behouden.
Kort na de verkiezingen kwamen enkele VIP leiders naar Galibi om de uitslag te bespreken en daarna kwam er een eind aan de politieke aktiviteit in Galibi, althans tijdelijk.
In de jaren 1969-1970 kwam er een opleving, gedeeltelijk gestimuleerd door de frustraties rond Eilanti, maar vooral mogelijk gemaakt door de verkiezingen van 1969. Na de teleurstelling met de PSV-VIP kombinatie keken de Karaiben van Galibi uit naar een andere partij. Zij hadden een korte tijd kontakt met
| |
| |
de VHP, maar toen de meeste Indianen van andere dorpen zich aansloten bij de PNP (Progressieve Nationale Partij), lieten zij de VHP in de steek en sloten zich eveneens aan bij de PNP. Onder invloed van de PNP organiseerden de Indianen zich in de PIO - de Progressieve Indianen Organisatie. In 1969 stemde de meerderheid inderdaad op de PNP (94 van de 126).
De leiders van de VIP waren nu - vooral ook door de PIO - in een moeilijke positie geraakt. Dit werd duidelijk in januari 1970, toen de overheid wederom de kapiteins opriep om naar de stad te komen met hun wensen. Het was in dit kader dat het verlangen naar grondrechten sterk naar voren kwam in Galibi. In die dagen werd de PIO ook formeel opgericht. Het oprichtingskomité stelde zichzelf voor als eerste bestuur, maar zeer onverwacht werd de naam van Kiban genoemd. In een korte toespraak zei Kiban niet in aanmerking te willen komen. De PIO zegsman, zo zei hij, had verklaard dat de PIO nodig was om druk te kunnen uitoefenen en belangen te kunnen behartigen, maar hij had tevens verklaard dat de PIO geen politieke organisatie was. Dat is tegenstrijdig, zei Kiban. Het doel van de PIO was politiek, en kon niet anders zijn, en als men dat niet inzag wilde hij niet deelnemen. Bovendien vond Kiban dat de verhouding PNP-PIO verdacht veel leek op de verhouding NPS-SEP twee jaar geleden. De PIO leek hem teveel op een organisatie om Indianen aan de PNP te binden, zonder hen enige invloed op het PNP beleid te geven.
|
|