| |
| |
| |
6. De piai
6.1. de geestenwereld
De Karaiben hebben hun wereld bevolkt met een groot aantal geesten. Vrijwel al die geesten zijn in staat om de mensen ziek en zelfs dood te maken. Het is de taak van de piai of sjamaan (de antropologische term voor zo'n specialist) om de geesten te verjagen en al doende de patient te genezen.
De piai en zijn patiënt
Wie zijn die geesten? De Karaiben hebben niet één maar diverse begrippen om geestelijke wezens aan te duiden. Aka en ekatonïmbo zijn nauw verbonden met de mens. Aka is de menselijke ziel, die na de dood naar de hemel reist en zich niet meer bemoeit met de mensen die achtergebleven zijn. Ekatonïmbo kan het beste met geest vertaald worden. Gedurende het leven bestaat ekatonïmbo niet als een aparte grootheid, zoals de ziel. De ekatonïmbo ontstaat bij het sterven (sommige Karaiben zeiden dat het de schaduw of het spiegelbeeld van een mens is dat zelfstandig wordt). De geest blijft achter bij het lijk, en als de gestorvene een slecht mens was kan zijn geest de leven- | |
| |
den soms lastig vallen.
Een geheel andere geest is de akï. Het is een ‘geest die ergens bij hoort’. Er zijn wewe akïrï, topu akïrï, tuna akïrï, ofwel: boomgeesten, steengeesten en watergeesten. Deze geesten zijn niet de ziel van een boom, zij hebben een boom, steen of stuk rivier als woon- en verblijfplaats.
Een derde kategorie bestaat uit ‘vaders’ en ‘grootvaders’ van dieren en bomen. Kaikusi yumï is letterlijk vertaald de ‘vader van de tijger’, maar het is een geest. Deze vaders en grootvaders hebben betrekking op een thans grotendeels verloren gegane wereldbeschouwing van de Karaiben. Een dier, een boom, heeft een tastbare vorm: een jaguar die men kan zien, voelen, doodschieten. Kaikusi yumï is een abstraktie: een piai die in zijn droom een jaguar ziet, ziet kaikusi yumï; wat hij in zijn droom ziet is het fenomeen jaguar. De -yumï heeft meestal dezelfde vorm als het dier maar is veel groter. Wanneer er sprake is van de -yumï van een natuurverschijnsel dan verschijnt de yumï soms in de gedaante van een dier: konopo yumï is de vadergeest van de regen en verschijnt in de gedaante van een klein vogeltje dat dezelfde naam draagt. Wat een grootvadergeest is, is thans niet meer duidelijk, afgezien van het feit dat hij machtiger is dan de vadergeest. Deze, ongetwijfeld verfijnde en boeiende, wereldbeschouwing bestaat alleen nog in enkele verschijningsvormen.
Een vierde kategorie bestaat uit hulpgeesten die aan mensen verbonden zijn. In tegenstelling tot de ziel en de geest zijn zij echter wezenlijk zelfstandige geestelijke wezens. De twee begrippen die gehanteerd worden zijn akuwa en ekosano. De eerste is de hulpgeest van de piai, de tweede is de beschermgeest die een piai aan een patient kan geven.
Om het geheel nog iets ingewikkelder te maken moet gezegd worden dat, afgezien van ziel en geest, de kategorieën elkaar in het geheel niet uitsluiten. De kategorieën beschrijven niet zozeer ondubbelzinnige geestelijke wezens, alswel de relaties tussen geestelijke wezens en andere verschijnselen, in het bijzonder de mens. Popopo yumï is de vadergeest van een klein uiltje, genaamd popopo. Het is voor een piai een belangrijke geest, die geacht wordt te wonen in de takini boom, waarvan hij derhalve een wewe akïrï is, een boomgeest. Maar de piai spreekt over hem als zijn akuwa, en wanneer hij deze geest een patient laat beschermen noemt hij hem de ekosano van die patient. Eén geestelijk wezen, in vier rollen.
| |
| |
Met het bovenstaande is de geestenwereld geenszins uitgeput. Daar is bijvoorbeeld Yurawai. Lang geleden ging een groep Karaiben de Marowijne op, en zij overnachtten bij de monding van de Sipaliwini, een kreek in Frans Guyana. Zij dronken kasiri en werden als gevolg allemaal dronken. Eén van de mannen, Yurawai genaamd, ging even naar de rivier en werd gegrepen door een geest die hem in een menseneter veranderde. Deze man behoort niet meer tot de levenden, maar evenmin is hij gestorven. Hij kombineert de kracht van de geesten met de kracht van een levende en wordt als zeer gevaarlijk beschouwd.
De watergeesten worden vaak met de term okoyumo betiteld. Wanneer de Karaiben het boosaardige in een geest benadrukken spreken zij van ewarumï (afgeleid van ewaru, donker). Een wat neutraler term is yoroka. Deze term is echter verward geraakt met de in het Sranan gebruikte ontlening jorka en heeft geen eenduidige betekenis meer.
Alle geesten zijn in staat om de mens kwaad te berokkenen. Yurawai doet dat zonder enige aanleiding, eenvoudig omdat hij verzot is op mensenvlees. De andere geesten doen het als zij geprovoceerd worden. Als een piai zijn treefs (taboes) overtreedt, dan wordt hij gedood door zijn eigen hulpgeesten. De watergeest okoyumo kan niet tegen de geur die verbonden geacht wordt met het vrouwelijke voortplantingsproces. Een groot aantal gedragsbeperkingen vloeit voort uit deze opvatting:
(a) | een menstruerende vrouw vermijdt het water en blijft thuis; na afloop van de menstruatie-periode wast zij haar handen met kassave, alvorens weer naar de rivier te gaan. |
(b) | een man heeft geen geslachtsgemeenschap met een menstruerende vrouw; zij maakt ook geen voedsel voor hem klaar en raakt zijn gereedschap niet aan. De man riskeert anders een aanval van okoyumo omdat hijzelf of zijn gereedschappen besmet zijn. |
(c) | een piai mijdt menstruerende vrouwen. In het verleden nam hij, als hij naar een feest ging, zijn eigen bankje mee om de kans op besmetting zo klein mogelijk te maken. |
(d) | een vrouw die net bevallen is vermijdt de rivier om zichzelf en de baby voor een aanval van okoyumo te behoeden. |
(e) | de vader van een pasgeboren baby blijft thuis, deels omdat de risiko's die hij loopt gevaren zijn voor zijn kind, deels omdat hij besmet is. |
(f) | een piai wiens vrouw bevallen is blijft uit haar buurt, hij kan
|
| |
| |
| haar niet helpen bij de bevalling (zoals menige Karaibische echtgenoot). |
Ziekte of overlijden van genoemde personen in de aangeduide perioden wordt toegeschreven aan een boze okoyumo of soms aan een andere geest. Ook de boomgeesten kunnen boos worden. De geesten van de takini en de kankantri aanvaarden niet dat hun woonplaats gekapt wordt: zij doden de dader. In deze gevallen veroorzaakt de geest ziekte of erger na een overtreding van het slachtoffer of van diens naaste verwanten (vader of moeder). Een derde mogelijkheid is dat een geest gestuurd wordt door een piai, uit wraak. Geen piai geeft toe dat hij zoiets ooit gedaan heeft, maar sommige gevallen van ziekte en overlijden worden hieraan toegeschreven. Vele jaren geleden ontstond er een vechtpartij tussen inwoners van Christiaankondre en inwoners van Langamankondre. Kort erna pleegde een van de deelnemers, een jongeman van Langamankondre, zelfmoord. Een piai in Christiaankondre werd ervan beschuldigd een geest te hebben gestuurd die de jongen tot zijn daad zou hebben gedreven.
In het algemeen kan echter wel gesteld worden dat verreweg de meerderheid van de geesten niet zonder aanleiding de mensen ziek maakt. Het is hun eigen schuld of de schuld van verwanten. Op die manier dienen de geesten eigenlijk als het geweten van de mensen. De Karaiben hebben enkele belangrijke waarden en gedragsregels, maar zij hebben weinig toezicht op de naleving daarvan. De waarden zijn echter al heel vroeg diep doorgedrongen in de mensen met als gevolg dat de reaktie op overtreden is: zich schuldig voelen. Dit zich schuldig voelen hebben de Karaiben in de vorm van geesten als het ware half buiten zich geplaatst
Op de vraag hoe de geesten een mens ziek maken geven de Karaiben geen uitvoerig antwoord: zij zijn er eigenlijk niet zo in geïnteresseerd. Okoyumo schiet een geestenpijl in zijn slachtoffers. Yurawai eet de ziel op. Veel geesten veroorzaken door hun aanwezigheid alleen al koorts in een mens. Van veel meer belang is echter het genezen van ziekten, vinden de Karaiben. Als ziekte veroorzaakt wordt door de aanwezigheid van een geest, dan volgt genezing als de geest wordt verwijderd, is de redenering. En het verwijderen van kwaaddoende geesten is het werk van de piai.
| |
| |
Hoewel in principe vrijwel alle ziekten door geesten worden geacht te zijn veroorzaakt, handelen de Karaiben daar niet helemaal naar. Voor hoofdpijn, een beetje koorts, diarree enzovoort heeft men huismiddeltjes, die bekend zijn aan iedereen, aan de oudere vrouwen in het bijzonder. Maar wanneer die middeltjes niet helpen en een zieke zieker wordt, of wanneer een man plotseling overvallen wordt door afschuwelijke hoofdpijn, of als een kind plotseling stuipen krijgt, dan wordt de piai ingeschakeld. Wie is die piai?
| |
6.2. de Karaibische dokter
De Karaiben noemen hun piai trots ‘de Karaibische dokter’. Zijn voornaamste taak is die van genezer. Tijdens ons verblijf in Galibi waren er 18 piai's (Karaibisch: pïyei), waarvan er 8 aktief waren. Waarom wordt een man piai, en hoe wordt hij het?
Er zijn twee motieven om piai te worden: ziekte van de toekomstige piai zelf, of veelvuldige ziekte bij zijn kinderen. In het eerste geval is er steeds sprake van een mysterieuze en/of langdurige ziekte. Neem het volgende geval van een piai die ervan vertelt: ‘ik was in Paramaribo geweest en kwam over zee terug. Op een nacht bleven we bij een kreek en plotseling zag ik twee mannen op het strand lopen. Ik was bang en kreeg een verschrikkelijke hoofdpijn die maar niet overging. Ik kreeg koorts, mijn lichaam deed pijn, ik ging bijna dood. Dit duurde 3 maanden, ik dacht werkelijk dat ik zou sterven. Mijn vrouw bracht me naar het dorp van haar vader, waar een groot piai woonde. Hij zong voor me, maar kon me niet genezen. Ik bleef een paar dagen in het hospitaal maar het hielp niet. Toen ik terugkwam zei mijn broer dat ik bij mijn schoonvader takini moest drinken en piai worden’. Het tweede motief is meestal eenvoudiger: ‘ik ben piai geworden omdat ik het wou leren. Hoe lang geleden? Wel, hoe oud is onze oudste zoon? Hij was ziekelijk en ik wilde hem kunnen genezen’. In gevallen zoals van dit tweede soort speelt een zekere schaamte een rol: een man die telkens een piai moet vragen zijn kinderen te genezen voelt zich beschaamd en besluit dan maar zelf piai te worden om het zelf te kunnen doen. Zelfstandigheid is een belangrijk ding voor de Karaiben in Galibi.
Wanneer een man besloten heeft piai te worden kiest hij zich een leermeester. Wanneer een man op grond van ziekte besluit piai te worden is dat meestal de behandelende piai. In
| |
| |
veel gevallen is de leermeester de vader of schoonvader van de leerling, maar er zijn ook leermeesters die door hun kwaliteiten leerlingen trekken, ongeacht familierelatie. De voorbereidingen voor de leertijd zijn van drieërlei aard. Er moet een ratel, of maraka, voor de leerling gemaakt worden. Er moet een klein huisje waarin de leerlingen zich afzonderen gebouwd worden. En het takinisap dat de leerlingen bij de aanvang van hun opleiding drinken moet verzameld worden.
De maraka wordt gemaakt van een kalebas, die wordt uitgehold en van een steel wordt voorzien. Er worden smalle sleuven in de kalebas geslepen en een katoenen draad voorkomt dat de kalebas tijdens het gebruik van het handvat vliegt. De kalebas wordt gevuld met pitjes en met steentjes. De steentjes zijn het belangrijkste: elk steentje is eigendom van een geest, een akuwa. Het is de leermeester die zijn leerlingen hun eerste steentjes geeft, maar zijzelf kunnen het aantal vergroten. Als zij een mooi rond, afgeslepen stukje kwarts vinden aan het strand kunnen zij het in hun maraka doen om uit te zoeken of het steentje toevallig eigendom van een geest is. Vroeger, zeggen de Karaiben, plukten de leerlingen de steentjes uit de lucht. Tijdens de opleiding maakten zij een hemelreis terwijl hun lichaam op aarde bleef. Tijdens deze reis verwierven zij hun kennis en tevens de steentjes. Door een overtreding tijdens de opleiding, lang geleden, is daar een eind aan gekomen. Vrouwen mogen niet bij de leerlingen komen tijdens de opleiding, maar eens raakte een meisje, niet gelovend dat haar vriend een hemelreis maakte, hem aan. Zijn ziel kon niet meer terug komen en verdween. Hij nam echter wraak: de leerlingen moesten voortaan hun steentjes aan het strand vinden in plaats van in het hemelrijk van Tukayana, de grote piai geest. De maraka heeft twee funkties: enerzijds is het een muziekinstrument waarmee de piai zijn liederen begeleidt, anderzijds dient het om de geesten te roepen.
De plaats waar veel van de aktiviteiten van een piai plaatsvinden is een klein huisje, of soms een tentje, de tokai. Voor het opleiden van de leerlingen wordt een klein huisje, aan alle kanten gesloten, gebouwd. Daarin trekken zij zich terug.
Noch de maraka, noch het huisje worden met bijzondere voorzorgsmaatregelen gemaakt. Anders ligt dat met het verzamelen van het sap van de takini boom. Dit is een hoge boom met een lichtgrijze bast. Het sap wordt uit de bast gewonnen.
| |
| |
De leermeester en soms de leerlingen gaan naar de boom en steken daar hun lange sigaren aan. De leermeester spreekt de geesten van de boom toe en maakt met zijn houwer twee vertikale sneden in de bast, twee aan de oostzijde en twee aan de westzijde. Er druppelt eerst geelwit sap uit de snede: dit wordt vergif genoemd en veroorzaakt ziekte. Na enkele minuten komen er bruinrode druppels die met een dotje katoen worden verzameld en in een fles worden uitgeperst. Er is niet veel nodig: een leerling drinkt twee kleine borrelglaasjes (vroeger twee kleine kalebasjes) van het sap. Dit sap wordt naar huis genomen, en dan vindt het belangrijkste van de hele opleiding plaats. De leerlingen brengen hun hangmatten naar het pasgebouwde huisje, drinken het sap en wachten het effekt af: de komst van de geesten, zoals de Karaiben zeggen. De Karaiben vergelijken het effekt van takini met koorts: ‘als je het sap gedronken hebt komen alle geesten van de boom - en omdat het een machtige boom is zijn dat er veel - naar je toe. Ze zijn verstoord en boos. Deze boze geesten willen je doden - daardoor heb je koorts. De goede geesten voorkomen het’. Gedurende deze koortsaanval, die vele uren duurt, houdt de leermeester een seance. Hij praat met de geesten en zingt voor ze. Zou hij dat niet doen, dan zouden de leerlingen zeker sterven. Maar niemand kan zich de naam van een leerling die stierf na takini gedronken te hebben herinneren.
Na het drinken van het sap en het eerste tot stand komen van kontakt tussen leerling en geesten, volgt een periode van afzondering. De leerlingen blijven in het huisje. Ze zijn op streng dieet en mogen alleen wat kassavepap en kleine visjes eten. Getrouwde leerlingen worden van voedsel voorzien door hun vrouw, maar ze mogen haar niet zien. Het is de vrouw van de leermeester die het voedsel overhandigt. Een groot deel van de tijd wordt doorgebracht met het leren van liederen die een piai zingt (de zogenaamde aremi) en het leren van de geluiden die geesten maken. De leermeester praat elke nacht met de geesten. De fundamentele betekenis van deze periode is dat de geesten die door het aansnijden van de boom opgeroepen zijn hulp-geesten van de leerling worden. De leerling moet leren ze op te roepen. De lengte van de periode van afzondering varieert, en is meestal 1 à 2 weken. Deze periode wordt afgesloten met een ritueel dat de terugkeer van de leerling en het herstel van zijn dagelijkse werkzaamheden symboliseert. Het ritueel heet
| |
| |
atuwenakano, wat vertaald kan worden met ‘braakfeest’ en het is een van de grootste feesten die de Karaiben kennen. De voorbereidingen zijn tweeërlei. Er wordt een grote hoeveelheid kasiri gemaakt en verder worden kleine hoeveelheden van zoveel mogelijk soorten voedsel en drank verzameld. De leermeester zorgt voor wat tabak, liefst groene bladtabak.
In de vroege ochtend gaat de leermeester met zijn leerlingen naar de rivier. Hijzelf neemt eerst een bad, dan zijn leerlingen. Vervolgens keren ze terug naar huis. De leermeester maakt van de tabak een aftreksel, blaast er tabaksrook over, en terwijl hij zingt geeft iemand anders de leerlingen tabakswater te drinken. Elk moet twee schalen van circa 5 liter drinken. Het effekt is heftig: onmiddellijk nadat de leerling de eerste slok naar binnen heeft moet hij braken. Ondanks dat moet hij beide kommen leegdrinken. Daarna moet hij evengrote kommen kasiri, daarna de andere kassavedranken, drinken. Zijn maag raakt zo van streek dat er niets in blijft: alles wordt direkt weer uitgebraakt, en zo wordt de leerling ook van binnen geheel gereinigd.
De volgende stappen in het ritueel hebben betrekking op herstel van twee belangrijke aktiviteiten: eten en geslachtsgemeenschap. Ten aanzien van beide waren er gedurende de periode van afzondering strenge beperkingen. De leermeester heeft een grote hoeveelheid van allerlei voedselsoorten bij zich. Hij neemt van alles een klein stukje en laat dat de leerlingen proeven. Alles wat een leerling tijdens het ritueel niet geproefd heeft wordt taboe voor hem, zeggen de Karaiben. Zeer algemene taboes zijn rundvlees, boter, melk en kaas. Elke piai heeft enkele dieren waarvan hij het vlees niet mag eten. Overigens kan een taboe ook na het ritueel worden opgeheven. Een piai kan met een bepaald soort voedsel naar zijn leermeester gaan, die het hem weer laat proeven. Daarmee is het taboe opgeheven.
Na het proeven van voedsel en drank wordt de leerling feestelijk gekleed, beschilderd en getooid met kettingen en armbanden. Alle sieraden worden eerst door de leermeester gedragen. Wanneer de leerling is gekleed gaat hij met de anderen dansen en in die tijd worden de hangmatten van de leerlingen in huis gebonden. Elke leerling gaat erin liggen. Zijn vrouw komt bij hem liggen (als een leerling nog geen vrouw heeft wordt een klein meisje in zijn hangmat gelegd). Samen worden zij heen en weer geschommeld. De leerling mag nu weer sexuele relaties hebben. En hiermee is het formele deel afgesloten. De feestelijk- | |
| |
heden gaan door, de trommel neemt de plaats van de maraka in, het feestlied de plaats van de aremi en er wordt gezongen en gedanst zolang er kasiri is. De leerlingen mogen meedoen, maar ze mogen niet teveel drinken; ‘een leerling die teveel drinkt wordt een dronken piai’, zeggen de Karaiben.
Na afloop van het feest mag de leerling - nu als piai - weer naar huis. Hij gaat weer aan het werk, maar hij gaat ook oefenen. De opleiding heeft hem alleen de beginselen bijgebracht. Alleen door veel oefenen wordt hij een goed piai. De eerste tijd is er veel kontakt tussen leermeester en leerling. De leermeester stuurt soms patienten, maar de leerlingen beginnen zonder patient; zij moeten leren de geesten te laten komen als zij ze oproepen. ‘Het kostte me een maand van hard werken voor ze wilden komen’, zei een van de piai's, ‘het is heel erg moeilijk in het begin. Eerst werk je om de andere dag in je tokai, dan elke week, elke veertien dagen, elke maand. Wanneer je een zwak blauw lichtje als een vuurkevertje in je tokai ziet dat zich op je maraka zet, dan weet je dat je succes hebt. Maar dat kost heel veel tijd’, aldus een ander.
Na enige tijd wordt het menens: de jonge piai moet laten zien dat zieken genezen nadat hij ze behandeld heeft. Niet alle piai's slagen daarin. Sommige stoppen daarom na een paar jaar, anderen zetten door en drinken voor een tweede keer takini.
Er is een grote variatie in aktiviteit. De oudste piai van Christiaankondre had gedurende ons verblijf voortdurend patienten. Anderen hadden vrijwel geen patienten en werkten alleen voor hun kinderen, of hielden af en toe een seance om hun geesten te amuseren. In laatste instantie is een piai afhankelijk van de goede wil van zijn geesten: hij kan ze niet dwingen.
Een piai gebruikt geen geneesmiddelen: zijn werkzaamheden liggen op een geestelijk vlak; hij verwijdert geesten (en in een enkel geval hun wapens). Er zijn zes methoden. In de eerste plaats is er het uitzuigen van de pijl die een watergeest in zijn slachtoffer schiet. Vroegere piai's, zegt men, konden die pijl er echt uithalen; het was een doorzichtige ronde steen. De piai van nu kan dat niet meer en een zieke die werkelijk is getroffen door een geestenpijl is gedoemd te sterven. Toch proberen de piai's het. In de tweede plaats is er het tabaksrook blazen. In gevallen van diverse pijntjes, kramp, e.d. neemt een piai een lange sigaar en blaast rook over de pijnlijke plek. Er
| |
| |
huist in tabak een machtige geest en alle geesten verdwijnen in zijn aanwezigheid. In de derde plaats is er het masseren met tabaksrook. Dit is een methode analoog aan blazen: de piai blaast rook in zijn gesloten hand en wrijft over de pijnlijke plaats. In de vierde plaats wordt er een aftreksel van tabak gedronken. Dit lijkt op het drinken van tabakssap in het kader van het slotritueel zoals boven beschreven. Het wordt gedaan in geval van algemeen onwel voelen, maagklachten, en dergelijke. Een voorbeeld: een jongeman die bij de Geologisch-Mijnbouwkundige Dienst werkt is gedurende enkele dagen in het dorp. Hij is niet echt ziek maar voelt zich ook niet geheel in orde, iyamïn ya'ame, zijn lichaam is slecht. Zijn moeders broer is piai, en die laat hem op een ochtend tabakswater drinken. Het is een uur of 10 wanneer hij de voorbereidselen treft. Hij vertelt dat de Karaiben in het verleden, wanneer zij na een lange reis over vele rivieren thuiskwamen, altijd tabakswater dronken om zich te zuiveren van de kwade dingen die zij misschien hadden opgedaan tijdens hun tocht. De tabak wordt in een vijzel fijngestampt. Er blijkt geen aardewerk kom te zijn en een kleine jongen wordt uitgestuurd om er een te halen. Wanneer die onverrichter zake terugkomt neemt de piai mopperend genoegen met een emaille kom. Hij neemt de kom met bruin sap en steekt zijn sigaar aan. Rook blazend over het oppervlak zegt hij ‘Ha Papa, ik laat hem vele malen braken door middel van tabakssap, opdat hij beter worde, opdat zijn ziekte erin gaat’. De jonge man zit op een bankje en krijgt te drinken. Hij braakt onmiddellijk en kan de rest bijna niet door zijn keel krijgen. De piai doet er wat kasiri bij. Maar ook op die manier krijgt hij maar een halve kom naar binnen, (en direkt weer naar buiten). Maar dat vindt de piai genoeg. Na een kwartiertje van drinken en braken gaat de jonge man naar buiten om zich schoon te maken en wat frisse lucht te happen.
Twee vrouwen, die klagen over maagpijn, vragen de piai hun ook tabakssap te geven. Even buiten het huis zetten ze zich op een bankje, en drinken en braken.
De vijfde methode is de seance. De seance is de meest spektakulaire geneeswijze. Een seance maakt deel uit van de opleiding van een piai, maar wordt ook gehouden voor dingen die alleen met geesten en niet met ziekte te maken heben. Toen in 1967 een kankantri in een kreek viel en daardoor de doortocht naar grondjes versperde werd de boom door een groep mannen in tweeën gekapt - nadat een piai een seance had gehouden
| |
| |
om de geesten van de boom uit te leggen dat dit echt moest gebeuren.
Wanneer een piai gevraagd wordt om een seance te houden maken familieleden van de zieke in het huis van de laatste een klein tentje van enkele stokken en het zeil van een boot. Samen met de patient trekken ze zich kort na zonsondergang terug in hun hangmat, maar er wordt geen vuur brandend gehouden. In de loop van de avond, als het geheel donker is, verschijnt de piai. Hij heeft zijn maraka en een paar sigaren bij zich. Hij gaat in het tentje zitten op een klein bankje, steekt zijn sigaar aan en begint. Hij wekt zijn hulpgeesten die op zijn schouders zitten, door rook naar ze te blazen. Hij gaat zingen om elders verblijvende geesten op te roepen en konverseert met de gearriveerde geesten. De seance is een opeenvolging van liederen, begeleid door de maraka, en gesprekken in de vorm van korte zinnetjes in de stem van de piai zelf, en in een keelstem. Er zijn in feite drie rollen: de piai die met zijn eigen, gewone stem praat; de geesten die allerlei karakteristieke geluiden maken die ook voor de piai onverstaanbaar zijn (maar die wel door hemzelf worden voortgebracht); en de hulpgeesten die als tolk fungeren tussen piai en geest, om konversatie mogelijk te maken. In de gesprekken bespreekt de piai met diverse geesten allerlei aspekten van het ziektegeval, laat de boze geest halen, en stuurt hem tenslotte weg. Zo'n seance duurt vaak 2 à 3 uur en vereist een enorm uithoudingsvermogen. Voor de toehoorder is het of er inderdaad verschillende mensen aan het woord zijn. Of, om een waarnemer uit de 18e eeuw te citeren: ‘het kwam mij voor of het een vergadering van menschen en beesten bij malkander was’ (Sneebeling, zie Kloos 1973: 22).
De zesde en laatste geneeswijze bestaat uit het drinken van takinisap. Dit wordt gedaan als alle andere methoden hebben gefaald. Mannen die takini hebben gedronken worden meestal (maar niet altijd) piai; vrouwen niet. Daar het drinken van takinisap en het begeleiden ervan een ernstige zaak is wordt er niet licht toe besloten. Na het drinken volgt, ook als takini uit medicinale overwegingen wordt gedronken, een periode van afzondering en een slotritueel, zoals gehouden wordt in het kader van de opleiding van een piai.
Het is onmogelijk om nauwkeurig vast te stellen hoe vaak de diverse methoden worden toegepast. Het uitzuigen van een geestenpijl en het blazen van rook gebeuren vaak heel onopval- | |
| |
lend. Rook blazen wordt vaak gevolgd door een seance. Masseren met rook heb ik nooit gezien. Gedurende ons verblijf heb ik 12 Karaiben tabakswater zien drinken - naar alle waarschijnlijkheid alle gevallen in een periode van 22 maanden. In dezelfde periode dronken vier vrouwen takini en werden er ongeveer 2 à 3 seances per maand gehouden (gemiddeld).
Bij behandeling van zieken speelt tegenwoordig niet alleen de Karaibische dokter een rol. Er komt nu regelmatig een arts in het dorp en bovendien kunnen de Karaiben gemakkelijk het hospitaal in Albina bereiken. Ze aarzelen zelden om een dokter in te schakelen. Bovendien maakt men in sommige gevallen gebruik van de diensten van een obiahman. Toch is het sjamanisme bij de Karaiben een heel levende instelling. In 1972 vond de opleiding van drie jonge piai's plaats. Twee ervan dronken voor het eerst takini. De Karaiben geloven in sjamanisme, ook al geloven ze tevens dat de tegenwoordige piai niet in de schaduw van de machtige piai van weleer kan staan. De betekenis van het sjamanisme is overigens wel aan het afnemen. De piai heeft een machtige konkurrent in de westerse arts. Men zou kunnen veronderstellen dat ook de katholieke kerk zich tegen de piai verzet. Dat is in het verleden ook gebeurd. De Karaiben zelf zien in het katholicisme en hun sjamanisme echter geen zaken die elkaar uitsluiten. Spreekt de katechismus niet overduidelijk van geesten? En van boze geesten? Welnu, de piai kan, met zijn middelen, iets doen tegen Indiaanse boze geesten, ook al zal hij toegeven dat God machtiger is dan Tukayana, de grote goede geest van de piai.
Persoonlijk geloof ik niet in geesten, noch in die van het sjamanisme, noch in die van het katholicisme (God en de Duivel daarbij inbegrepen). Wat is mijn verklaring van het nog steeds - en heel levendig - voortbestaan van het sjamanisme? Mijn eerste antwoord is dat de piai een genezer is die succes kan hebben in geval van ziektes die geen puur fysieke oorzaak hebben. Ik geloof dat een piai tegenover longontsteking, waterpokken, mazelen, en dergelijke volstrekt machteloos staat. Maar we weten dat veel ziektes, ondanks hun verschijningsvorm, een psychische of sociale oorzaak hebben. Wanneer we bedenken dat de Karaiben het merendeel van de ziekten zien als gevolg van een overtreding, dan moeten we in de piai die, de situatie goed kennend, in een nachtelijke seance het ziektegeval in
| |
| |
aanwezigheid van de patient bespreekt een psychotherapeut zien. Stel dat een menstruerende vrouw heeft gebaad (ondanks het verbod), zich schuldig voelt en verkouden wordt en hoofdpijn krijgt. In kombinatie met schuldgevoel kan dit tot ernstige malaise leiden waaraan een westerse arts weinig kan doen. Louter op grond van het feit dat er in de kontekst van de eigen kultuur door een piai iets aan gedaan wordt, kan de piai die vertrouwd wordt er wèl iets aan doen. En een deel van de piai's geniet het noodzakelijke vertrouwen. Dat dit vertrouwen minder groot is dan vroeger komt vermoedelijk doordat de piai na het kontakt met de blanken en later met negers te maken kreeg met ziektes waartegen hij niets kon doen en die voorheen niet bekend waren (zie paragraaf 2.1). Mijn tweede antwoord is dat sjamanisme niet alleen een medische funktie heeft. Een zeer belangrijke funktie van sjamanisme is die van zelf-expressie. Ik bedoel daarmee twee dingen. In de eerste plaats dat o.a. de seance een van de betrekkelijk weinige mogelijkheden in de Karaibische kultuur is om emoties te uiten, om te zingen. Het is, meen ik, niet toevallig dat de meeste piai's ook bekende zangers van feestliederen zijn. In de tweede plaats geeft, alweer vooral de seance, de piai de gelegenheid niet alleen om problemen van anderen, maar ook problemen van zichzelf te bespreken. Het is onder de Karaiben ongebruikelijk om persoonlijke problemen te bespreken: men houdt die voor zich. De seance geeft echter de gelegenheid om dat te doen, en er zijn prachtige voorbeelden uit seances die laten zien hoe een piai dingen die hem zorg baren met zichzelf bespreekt. Hij is niet alleen psychotherapeut voor een ander, maar ook voor zichzelf. Ik geloof niet dat de piai emotioneel minder stabiel is dan de doorsnee Karaib. Ik geloof wel dat hij emotioneel aktiever is. Mijn derde antwoord is dat het sjamanisme één van de wegen is om erkenning, aanzien, zelfs macht te verwerven. Er was in het
verleden een nauw verband tussen leiderschap en sjamanisme. Streven naar aanzien en erkenning is een belangrijk streven in de mens. De Karaibische samenleving beschikt over weinig wegen die daartoe leiden, die dat kanaliseren. Sjamanisme is er één van. De psychiaters, de politici in onze maatschappij, maar ook akteurs die zich uitdrukken in illusies (als film en toneel), zouden in een Karaibisch dorp allemaal piai zijn.
|
|