Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] CLXXIII. Klinkende, klinkende en altijd-door klinkende, Klinkende in mijn oore', o trompetten steeds statig, Door zuilen klinkende grootsch-plecht-statig Mijner Ziel Orgel, mat-glinsterend-blinkende Orgel in 't hoog kerk-ruim stervende krinkende En weer òp-òp-klinkende, matig Tonen uit-gevende, statiglijk-statig En dof uitdreunende zinkende, zinkende, Dan weer op-neuriend in glas-heldre akkoorden, Hoog boven 't steunend sombren van der ziel smart, Dat zelden zielen voelden, schoon zij 't hoorden. O zielen, menschen-zielen zijn als woorden, IJdlijk, ijdlijk gesproke'. O zij geen ziel hard, Want der ziele muziek behoeft geen woorden. Vorige Volgende