Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] CLXV. O Pieter Lodewijk, gij vriendlijk gastje, Die ook wel kunt zijn gastheer zeer waardeerlijk Met kippetjes na ossevleesch, flink teêrlijk, En kreeften-sla, die had alleen..... een bastje Ik zeg niet hard, maar toch benauwend deerlijk Mijn menschelijke maag, dat 't was als was 't je Er om te doen geweest, ofschoon 't niet past' je, Mijn Ik te brengen in een toestand zeerlijk Van zijn diepst zelf te moeten geven buiten Zich-zelf (wat ik hier zeg, is gansch lichaamlijk, Maar menschen zullen zeggen: wees betaamlijk) O Pieter Lodewijk, ik zeg u: sluiten We een trouwen bond tege' alles, wat aantasten Wil uw diepst Zijn, en mijn aanstaande lasten. Vorige Volgende