Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] CLXIII. God, Die mijn Diepste ziel ziet, wees weldadig Voor dit uw arm kind, dat maar steeds geslagen Wordt door klein' menschjes en hun ijdlijk plagen, O God, mijn God, wees dees mijn ziel genadig! Zie, 'k gaf mijn hart den menschen, 'k zei: verzadig U aan mijn rooden bloed-stroom met stil knagen, 'k Kan alles, alles wat gij doet, verdragen, Aandoen wilt mij, die was mij-zelf gestadig Kastijdend hard, in innigst-diep verneêren Mijns trotschen Zelfs, dat voor geen mensch wil buigen, Daar dat niet kan, wijl 'k U alleen vereeren U, God, mijn God, vermag in vroom getuigen. O, 'k weet zoo wel, zij zijn een Aardsche Luister, Ik slechts een snikkend wicht in 't eenzaam duister. Vorige Volgende