Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] CLVII. O goede keerl, die u laat staêg bedeuken Door 't plebs, dat 's in uw ingewanden woelend Met gier'ge handen, wijl zij gansch niets voelend Van uw goed zelf, toch steeds maar willen beuken Op uw Zelf magnifiek, dat flink en eerlijk Gaat door de wereld, zonder een'ge breuk en Scheur te slaan willen in het godlijk-heerlijk Leven, dat is der godlijkheid hoog-leuke - Voor ons arm' menschjens, die zoo moeten denken - Ontastbare Oppermacht, Die eeuwig zittend In 't Licht, ziet al der menschheid daên en wenkend Soms met De Hand's, Zijn Hand, het Al bezittend. O Laat geen mensch zijn de' anderen bevittend En geen waarachtig mensch 't Waaracht'ge krenkend. Vorige Volgende