Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 238] [p. 238] CLIII. >Tegen J.K. Huysmans. O, gij uit uw kantoor-bediendes-kop Ziende u-zelfs klein in-innerlijkste smerig Bestaantje, trots-gaande als een vrij-wel heerig Looper langs 't Volk van 't groot Parijs, uws kops Afslaan niet waard zijnd, waard zijnd wel des strops Bloed-stremming onafwendbaar, op des tops Niet-Zijnds gruwbaarst, vuil voortknoeier op Rops. 'n Goed mensch is van elk slecht mensch diepst afkeerig. Gij zijt geen man: gij zijt een vies verkrachter Van 's Werelds eeuw'ge schoonheid, die voortdurend Met staat'gen zwaai vermeestrend 's werelds macht, er Een hoogre macht van maakt, o gij, die turend In 's Levens mikroskoop, zoo idioot, vergeet Dat gij met uw slim turen nòg niets weet. Vorige Volgende