Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 236] [p. 236] CLI. De Heer hoort niet 't gebed der huichelacht'gen, Die slaan aan 't bidden om iets te verkrijgen, Of zij niet zelf eerst naarstig moesten tijgen Aan 't werk, hun opgelegd, door den Almacht'gen God-zelf, Die niet den zwakken, maar den prachtgen, Schijn-prachtgen slaat, na heel veel goedlijk dreigen: Slechts wie zich eerlijk voor Zijn Aanzicht nijgen Zal Hij met zijnen Hoogen Wil bekracht'gen. O volk van Neêrland, wilt gij dan niet weten, Dat goede menschen slechts het kroon-goud dragen En purpren mantel van het zuiver mensch-zijn, Maar dat de slechten worden opgevreten Door hun geweten, dat hen vaak doet vragen: (Neen, konde 't slechts!) ‘Ach! Zoude ik wel een mensch zijn?’ Vorige Volgende