Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 235] [p. 235] CL. O Mijn lief leven, zult gij waarlijk enden, O mijn arm lichaam, zult gij zijn een lijk, Tot 't is den monstren in gedaant' gelijk, Waar 't levend Wezen zich van af moet wenden, Al had het nòg geliefd zoo inniglijk In 't vroolijk licht hierboven, wat het kende Of wilde zien in u, lief heerelijk, - Wat zal op 't eind de goede God u zenden, Voor al uw daaglijksch werk en staêge ellende, Vernietiging uws levens en koud rusten, Op 't leed uws levens willeloos braveerend Of zult gij weerzien allen, die u kenden, En stil u goed waren en nu, bewusten, Zitte' in Gods Licht verheerlijkt triompheerend? Vorige Volgende