Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 234] [p. 234] CXLIX. Geen tranen zullen op mijn graf-steê vallen, Maar lachen onderdrukt-half, of zacht-luid, En vele menschen zullen vuisten ballen Tegen dit mensch, dat dan niets meer beduidt. Zij zullen elkaar aanstoote' in zacht mallen Om mij, arm mensch, die sprak zóo hooglijk-luid In 't Leven Mijn, die leefde van geluid Alleen, en van veel opstaan na veel vallen. O 't Leven is ééne Melancholie Van veel verlangen en veel krijgen, om weer Te grijpen naar het aller-onverkrijgbaarst, Hoog in de wolken zweemend, onbereikbaarst Geluk. Geluk? O Mensch, wat zijt gij dom weer: Heel 't Leven is Eén reine Melodie. Vorige Volgende