Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 222] [p. 222] CXXXVIII. O sufferige menschjes, die gehad hebt Eéns in uw leven - 't kan zijn - 't flauw gevoelen Van wat een mensch kan zijn, als hij maar voelen Niet wil, maar kan, dat, wat hij niet bedacht zegt Om aardschen pronk zelf-zuchtig, gij, die lacht weg 't Puur menschlijk Zijn, dat zonder één bedoelen Van zich-groot-maken, gaat in een rein-koelen Gang door de weerld, tot hij zich-zelf goê-nacht zegt, In hoop van dan te ontwaken weer, wat-zondig Zeer zeker, maar toch hopend op het mensch-zijn Zich-zelfs waarachtiglijk. Ik die geduldig Het schoone in deze slechte wereld huldig, O God, mocht dit mijn allerdiepste wensch zijn En blijven, tot Gij mij mijn lot verkondig'? Vorige Volgende