Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] CXXVII. ‘Genoeg thans heb ik lauweren getast Om mijne slapen’, sprak 't fameuse ventje, Dat thans is dichter, filosoof en kwast, Terwijl hij vroeger was 't getapt studentje. O u-zelfs parodie, ik zeg u: wen je Toch wat aan 't Leven, dat daar staat rots-vast, En kijk ook niet zoo angstig op een centje, Want dat is iets, wat heelemaal niet past Bij uw gevierd en edelaardig schrijven, - Door 't volk g'applaudiseerd zooals 't verdiende, - Over wat vrouwen, die gij niet begrijpt, Omdat zij zijn, meer dan gij-zelf zijt, ziende, En zien dat gij nog zelfs niet zijt gerijpt Tot een eerbiedig op-een-afstand-blijven. Vorige Volgende