Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] CXXV. Albert Verweij, gij musculeus poëetken, Die 't Leven dorst te worgen bij des strots Diepst-inn'gen bloed-vloei, gij, onmenschelijk trotsch, Daarom niet trotsch, gij, die, voor een klein veetken Eigenlijk gaan moest in een hard, ruig kleedken, Steeds boete-doende voor uw ijdlen trots, Die scheen te wezen, maar niet was, een rots, - Ge dacht u-zelf te zijn een heel profeetken: Tracht gij een mensch te worden, die stil-needrig Hoort naar zijn eigen binnenst en Gods stern, Die altijd spreekt, schoon we ook in ons onweedrig Leven ons laf-trots heffen tegen Hem, Die Goed en Kwaad op de aarde zendt en waarlijk Is liever een God goedig dan vervaarlijk. Vorige Volgende