Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 201] [p. 201] CXVII. Het bloed stroomt door mijn aadren al-geweldig En wil niet kalm zijn, schoon ik ook 't opdonderend Bewegen tem tot beven van verwonderend Zien naar mij-zelf, en naar 't meer dan geweldig Rondwentlen dezer wereld, die verhonderend Haar eeuwen-tal zal groeie' een groot-fier-heldig Geslacht, waar dit geslacht op staar' bewonderend. Maar al wat Ik zeg is voor u niet geldig Voor ú, laf volk, dat groeit in gruwbre vunsheid Van doods-verfoeilijk zelf-behage', en nooit meer Kunt zijn waarachtig mensch, mensch. Mensch, die gooit neêr God-zelf en dus u-zelf zult de' afgrond delven, Daar gij veel liever bij een meid met puns leit Dan zuiver mensch te wezen voor u zelven. Vorige Volgende