Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 202] [p. 202] CXVIII. O vreemd geslacht, dat zich in schijn Van-Eedent, Maar toch wel in u zelf weet dat hij niets Is dan een laffelijk geworpen spiets Naar dat wat hem jaloersch maakt, omdat rede en 't Puurst mensch-gevoel veroordeelt als een niets Hem, die niets is als een mal-slecht, wanmeenend Gedrocht, dat éént in zich al wat verkleenend Spuwt op 't bestaande als een verachtlijk niets. Gij mensch zijt niets, zoo ge in u-zelf geen leeuw bent, Een leeuw geweldig, die al 't aardsch krioelen Doorziet en toch in uw zelfs zelf als sneeuw bent. O mensch, wees sterk, en wil dat gij een leeuw zendt Door al dat Volk, dat niets is als een eeuw-bent, De mensch begint daar waar hij puur gaat voelen. Vorige Volgende