Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] CXV. Gij Zijt een groot mensch, maar u-zelf te kennen Verdoemt gij, ook de wereld, die gansch vreemd Draait om u heen en van elk mensch vervreemd Blijft in zich-zelf der godheid beeld, waar mennend De Godheid zelf, die 't goede en 't kwade erkennend Gaat door de wereld als een half verheeld, Maar altijd heelend beeld, schoon ook dom speelt 't Plebs, dat's 't beeld der godheid altijd schennend. Ik zeg u, Pet, dat, als gij wilt 'n goed mensch zijn, 'k Zal zijn uw vriend in verzen en in daden Trots als die menschen, die niets als een pens zijn, Neen lens, waardoor vergrootend elk het mensch-zijn Ziet als een ding afschuwlijk, dat zij smaden, Schoon zij beginnen moesten met een mensch zijn. Vorige Volgende