Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] CXIV. Sterk kind, dat een sterk man zal zijn, geloof En weet dat ik voor u, als nood is, zorgen Zal, als gij wilt met uw wil, wil, die borgen Niet kan bij elk, omdat elkeen is doof En blind voor 't waarlijk mensch-zijn. O Geloof Dat ik ben een echt mensch, ondanks mijn worgen Van wat 'k een slecht mensch zijn vind, al wat 'k morgen Zal beez'men van den vloer, als 't is gekloofd Door mij niet, maar door God, die al 't aardsch leven Doorgrondt, en overziet, voor wien geen slechtheid Bestaan kan, tijdlijk ja, wijl Hij geduldig Aanschouwt der menschjes daadjes en hun echtheid Proeft tot het uiterste, tot Hij 't onschuldig Kroost kiest en laat al wat echt waar is leven. Vorige Volgende