Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] CXIII. Wanmeenend menschje, dat wou zijn een dichter, Maar niets is als een klein eerzuchtig ventje, Maak u zelf, bid ik, toch een beetje lichter Van gansch onmenschlijke ijdelheidjes, krentjes Voor uw valsch kinder-mondje, klein, vuil stichtertje eens onecht Rijks in ons lief Hollands borst, Die door u laf werd als Zij nooit zijn dorst. O heel uw vuil begeeren doelt op centjes, Die gij niet door een trouw-vast manlijk werken Verdiend hebt, Gij, die altijd, altijd waart Een leugen in u-zelf, o schijnbaar sterk Maar zwak als 't veertje, dat op 's winds âem vaart, Gij zijt de onzinnige usurpator van Wat uw klein brein niet eens bevatten kan. Vorige Volgende