Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] CXI. Van Peutem is niets dan onwaardig aas En Gorter niets dan een ellendig knoeier Met Hollands taal, die hij meent zijn een dwaas- Toevallig zijn. Hij, die gelijk een roeier Door 't veilig Amstel-water, in 't schijn-waas Van rustige onaantastbaarheid, gaat dwaas Aan 't varen, en dan plotseling merkt, dat hij met haast Ziet komen aan, met groote kracht, een boeier, Een boeier niet van sterke kracht, maar toch Een schip dat steeds zeilt tegen elke slechtheid Van menschjes klein, die zonder eenige echtheid Beweren dat zij zijn de oprechte menschheid. Och Laat al die menschjes met elkaar zijn vrienden En zijn wat nóóit kan voor elkander vrienden. Vorige Volgende