Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] CIX. O quasi-geniaal en manlijk willend, Maar au-fond zwak en idioot-brutaal Wezentje, kind-zwak, maar geen kind, die vaal In u-zelfs wezen, gaat, en schijnbaar tillend Een hooge kracht gaat. Wezen schijnbaar staal, Maar ijzer bruut, dat dienen moog als villend Werktuig van uw begeerten, vuillijk rillend. Gij, aarts-verknoeier onzer schoone Taal, Zult geene toekomst hebben van beroemdheid In 't hart des Volks, dat klopt en innig weet In onbewuste wijsheid wat zijns rechts is, Maar dat al stort in schandlijke verdoemdheid Dat wat schoon Holland voor zich-zelf vergeet, En hoopt op lauwren voor wat schijnbaar echt is. Vorige Volgende