Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 191] [p. 191] CVIII. O, die domme schoenen Staan den grond te zoenen, Niet als Gorter kinderlijk, Of van Eeden hinderlijk, Maar toch steeds maar doen ze Of ze zoenen. Boen ze Van dees wereld, al dit grut, In dat ras zit niets geen fut. Laat ze maar alarmen, Smeeken om erbarmen, Als ze 't maar konden, maar ze kunnen Minder dan de Afghaanste Hunnen. Alles wat dit ras verdient, Is dat het als kellner dient, Kellners zijn ten minste menschen, Die iets gewoon-menschlijks wenschen, Maar dit gansch ras al te gaar [pagina 192] [p. 192] Ligt als bacteriën in elkaar, Zwaar van al hun sombre zijn en Pogen om iets goeds te schijnen, Maar zij zijn nooit iets geweest Dan bacteriën, daarom feest, Feest, gij vrienden en laat nooit uit Iets wat zoo al 't goede rooit uit. Vorige Volgende