Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] XCVII. Die al 't onechte en echte in zich vereenigt, Zijt Gij, geen mensch, geen duivel, god, maar waarlijk Representant des Duivels, al te baarlijk, En zult zijn schrikbeeld voor de bonte menigt, Die God en Duivel onbewust vereenigt, En wil zijn duivel voor dat al, wat waarlijk Slechts mensch wil zijn en niet wil zijn gesteenigd Door 't slecht, dat is in elk mensch, en vervaarlijk Kan rijzen tot een berg van gruwbre doemnis Van zich zelf en van andren, onverganklijk, Wijl zij niet wilden weten dat wat goed is. Ik zeg, doe dat, dat wat mijn eigen roem is, Houd niet voor goed, dat wat des Duivels woede is En laat elk de' andren zijn vertrouwd aanhankelijk. Vorige Volgende