Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] XCV. Dit gansch geslacht is een verdoemenis geweest Van leugenachtige en belachbre menschen, Die zich-zelf vuillijk te genieten wenschen En in den grond niets zijn dan een puur beest- Zijn, Beesten, Beesten, die den puren geest Verloochnen, doodend loochnen, maar ik ben ze De baas, en zal ook tegen hen zijn als een beest. Zij allen zijn als kinderen die drensen, Waar ze alles krijgen kunnen, als ze maar Geduldig zijn en willig willen nemen 't Brood, dat uit Gods hand in hun handen valt. Maar zij zijn allen trotsch, neen trotsch niet, zwaar Van giftige aardschheid, waar hun mond van lalt, Maar God zal geen van dezen tot zich nemen. Vorige Volgende