Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 84] [p. 84] LXXVIII. De sterfling zoekt - in 't eenzaam-zoekend zwerven Naar 't licht, dat hel uit min'lijke oogen schiet, Den zilv'ren toon, die van twee lippen vliet, - Een schijn der eeuwge schoonheid te verwerven. Wee, wie die snel-gewiekte schaduw derven, Geen menschlijk woord, dat troost in 't hart hun giet, Heil wie haar wint, die weenen langer niet. Maar wenschen één genade en dan te sterven. O, Vrouwe, ik wiegel stil op 't klare stroomen Der diepe ziel, die uit uw oogen smacht, De speelziek-schalkschen, dan weer peinzens-loomen. En 't is mij of na langen lijdens-nacht De zoete schim, Madonna mijner droomen, Haar zonnig hoofd tot aan mijn boezem bracht. Vorige Volgende