Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] LXXV. Inhoud en vorm, in kunst als in natuur, Zijn Eén. Je twijfelt? Ken je zelf toch, Vethje, - De hand op 't hart, - ben jij niet een secuur Broekje, o Jan Veth, ben jij geen binnen-vetje? Zeg, ligt je jonge ziel niet in 't azuur Zoetlijk te droomen op een rozen-bedje, En verwt die soes je wangen niet als vuur?... Maar wee, daar kermt mijn half-gebaard Sonnetje. De Muze zegt: Da' 's geen Sonnet.... een mopje... En weent om 't wicht, dat ligt gemarteld snood, Op 't rhythmisch rad, bleek als een wassen popje. Geen sterf'ling tilt het op, 't is zwaar als lood En koud. Zie 't kleine kopje - o Vethje, ik fop je - 't Kopje en beî de armpjes hangen slap.... 't Is dood. Vorige Volgende