Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] LXXIII. Daar ge onverbidbaar waart voor tranen, klachten, En spot, die scherper dan de smarte wondt, - Daar deze ziel, die gij niet gansch verstondt, Vergeefs zich wrong in wrokkend zelf-verachten Voor u, wier harte niet, maar lippen lachten: - O, daar ge in lange, diepe stooten kondt Mijn ziel en Uwe ziel, en die ze bond, De Liefde, om 's werelds koele lonken slachten: - Zoo zal ik langer niet mijn wonden keeren Naar 't Lot en U, die 'k als mijn Lot erken, - Maar, tusschen Graf en Waanzin wanklend, leeren, Of men zich lachend aan de wanhoop wenn', - En, met den dood in 't bloedend hart, bezweren, Dat ik gelukkig - zéér gelukkig ben... Vorige Volgende