Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] LXVII. Gelaat, lief als Lente, dat met veel spelen Lacht en weêr droef-ziet in een staag schoon-schijnen, - Zachte goud-mist van lokken als een fijne, Reine aureool boven teeder-fluweelen Oogen, die klaar uitzien en weer verkwijnen, - Wit hart van wijsheid, dat als één in vele Dingen mag zijn van dingen om te stelen, Hart vol van lichts en van liefs, wit-satijnen: Eindlooze teêrheid is zoo stil geslopen In dees mijn leêge en uitgeweende ziele, Teêrheid om u, die me in hoog-teêrheid lachte: En 'k kan niet gelooven, ik durf niet hopen, Dat eens úw schoon saam met mijn rijk schoon viele, Maar 'k zal zoet-stil en heel geduldig wachten. Vorige Volgende