Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] LXIV. 't Was niet het op- en neerslaan uwer oogen, 't Was niet het heldre lachen van uw mond - Ik weet niet, weet niet wat mijn lippen bond, Toen gij daar zaat, het teêre hoofd gebogen, Dat hoofdjen, als een bloeme, zacht bewogen Op iedren adem van de ziel: ik vond, Ik vónd geen woorden in dien éénen stond, Dat ooit mijn oogen u aanschouwen mogen. Was 't de gedachte, dat een enkel woord Een blos kon lokken op die bleeke trekken En om dien mond een nauw-verbeten spot? Hoe zouden woorden, waar het hart niet hoort, Een wederklank op zúlke wenschen wekken? Ik zweeg, en zag u aan, en wist mijn lot.... Vorige Volgende