Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] LXIII. Omdat mij andre en ouder banden binden, Omdat een mindere arm zich orn mij legt, Omdat ik eens: ik min u, heb gezegd, Toen flauwer oogen mijnen blik verblindden, - Zou 'k ú niet grooter, schooner mogen vinden, Het niet bekennen mogen? Ben ik slecht, Daar 'k eerst violen om mijn lokken vlecht, En nú ga rozen door violen winden? Ik nader u dan niet, zoolang een mond, Die mij niet zoet meer is, mijn lippen raken En aan mijn ooren vleiend fluistren zal. Maar, bij der rhythmen weelderigen val, Mijn plicht met stille vreugde te verzaken, Dát let mij niemand tot mijn laatsten stond. Vorige Volgende