Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] LIV. De menschen dóen, maar weten niet waaróm Zij doen, en zitte' in hun eentjes te wegen, Hoe zij het meeste van het leven kregen, 't Leven dat langs hen gaat en ziet niet om, - Hopen en haken of er níet wat kom, Voelen hun hartjes van blijdschap bewegen, Stil in hun lekkere bedjes gelegen..... Maar áls 't wat geeft, dan houden zij zich dom: Dan kijken ze uit een paar onschuldige oogjes, Willen niet, maar willen wel, en zijn zoo bleutjes.... 't Leven zegt: ‘zoo!..’ en neemt het weêr weerom. O, geeft elkaâr zoo even maar wat droogjes Oogjes en schuintjes en vriendelijke peutjes, O, menschjes lief, wat zijn wij allen dom! Vorige Volgende