Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] LI. O, mijn gedachten, tript nu lief en zoetjes, Al kleine kinderen op bloote voetjes, En speelt hoog-op een vroolijk-fluitend lied - Nu naast het wilde en gouden-lachend Hansje Een niéuw klein kopje naar uw luchtig dansje En gracelijk bewegen ziet... Zien doen ze 't niet: zij kijken maar wat wijsjes - O, zét dan uw zang op alle zoete wijsjes En wuift hand-groetjes uit uw verte toe: 't Schoone is 't Schoone al loont het met geen lachjes, Wie blijdschap vinde in lief-zijn, en zachtjes Liefde aan 't Schoone om 't lief-zijn doe. [pagina 56] [p. 56] O, zoo die witte en edel-teêre leventjes Wisten wat reze' in uw liedjes, zoo eventjes, Al lust-paleisjes in de lucht, heel hoog, Voor twee heel kleine en heele mooie koninkjes Twee zacht-gekleurde en hél-doorwaaide woninkjes, Waar nooit een gouden hoofdje weenend boog. Ja, tranen van smart in 's harten diep verteederen Blijven in ón-geborene gelederen Op húnner harten diepsten grond gesust: - Al leed zou bij die lichte jeugd té deerlijk zijn, Bij hén zij spel en muziek, in één heerlijk-rein, Één rusteloos geluk van rust. Lieve gedachten mijn, valt thans wat breeder uit, Dat àl geluid op geluid heerlijk wéderstuit, [pagina 57] [p. 57] Weest als een wind van geluid in de lucht: ‘Kinderen zijn in der Aard-smart Koninkrijk Prinsen van vreugde en van jeugd-schoon koninklijk, Makend der aarde droefgeestige woning rijk Aan lach en dans en melodisch gerucht.’ Vorige Volgende