Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] L. Gij stápt met tóórnig ópgestreken zeilen, En kuif, parmantig in de hoogte stekend, Uw toorn tot harde stukjes grofheid brekend, Die al uw vrienden om hun ooren keilen Als nonchalante en ongalante bijlen... - O, Schoonheid's opperman, gij beukt uitstekend,.... Maar toch, woest slimmertje, die 't al uitrékent, Rekendet ge óók uit de óorzaak onzer feilen? Hoor dit: Wij hebben ijzer-sterke magen: Eens zwakling's ziel moog in zijn roes verstuiven, Wij rollen voort in dronkene productie; En dáárom, vriendje, woû ik je éven vragen: Zoudt ge ook niet zélf een héél klein beetje fuiven, Was maar uw maag wat steviger van structie? Vorige Volgende