Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] XLIX. Menschen, ik weet, gij vóelt geen liefde en haat, Als Ik, die léefde in eenen heldren brand Van daaglijksch mooi-doen, - om een's andren baat Mij-zelf betemmend in onberstbren band. Menschen, ik weet, dat gij mij nooit verstaat, Al zeg 'k mij-zelf op duizenderlei trant, - Ach, Ik, die eenzaam drijf naar 't wijde strand Des Doods, gestooten door der Liefde Haat. O, gij, die mij wel hoort, maar niet gelooft, Die mij wel ziet, maar van mijn ziel niets kent Dan enkle vlokken van wat luchtig schuim, - Menschen, ik sterf, maar 'k berg mijn wankel hoofd In donkre wolken van mijn toorn, en zend Statig de bliksems van mijn trots door 't ruim. Vorige Volgende