Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XLVIII. Ik had een ijs-koud Visioen van Leugen, Dat om mij warrelde, één verfoeibren dag, Dat leefde in 't rond en uit harde oogen zag, En deed alsof het danste, in kwaad verheugen; Bloed dronk het, bloed, in on-door-scheidbre teugen, - Bloed lag op wang en haar, en bloed ook zag Ik stollen op mij-zelf, in schel geklag....: O, Doemwaard Beeld van menschen die niet deugen! O, Mensch, die liegt met oog, met mond, met hand, Stók-stijf in 't weef-werk van uw slechtheid staande, - On-mensch, die loerend loenscht naar iedren kant, Kil-liegend door uw rijkste leven gaande, - Leugen, zich 't leelijk merk van eigen schand In 't doffe en glorielooze voorhoofd slaande! Vorige Volgende