Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] XLV. Mijn stemming is als van een stil-staand water, Vlak uitgemeten in een wijde kom: Wat anders daalde, en rees in luid geklater, Is thans, als een mooi avond-weder, stom. O, ik gevoel zoo innig, dat ik kom, Door droef geschrei en helder-blij geschater, Op tot mijns Levens hoogte-punt, en 'k som Mijn smart van áltijd op, mijn heil van later: Ik ben een Mensch, die véél heeft lief-gehad, Die véél bemind was, en die áltijd wist, Dat minnen zalig maakt, en Liefde Deugd is. Maar nu ik sta op 't kruis-punt van mijn pad, Weet ik zoo klaar, dat 'k zéér mij heb vergist, En dat der Muze wil mijn een'ge vreugd is. Vorige Volgende