Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] XLIV. Met zeven nagelen lag Ik geklonken Op dit zwart rad van marteling, mijn Leven, - Want zeven Hárten zijn mij ópgeblonken, In pracht van Jeugd en Vreugde's innigst beven. In zeven droomen was ik zwaar verdronken, Droomen van deemoed en van liefde-geven, Die alle zeven weer in 't Niet-zijn zonken: Daarom gegroet, mystiek getal van Zeven! Hártstochten gaan en komen op de maat Van mijner diepre Ziel geheimvol deinen, En heel mijn liefde was een morgen-droom. Maar, boven al den Schijn des Tijds uit, staat Gij in uw koelte, al-eenig-vaste-en-reine, O, Cijfer, waar 'k op tuur, in vreemden schroom. Vorige Volgende