Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] XLI. Rozen, ik vind u droef, Rozen, mijn tranen breken Uit oogen, die anders stroef En onverbreeklijk keken. Rozen, uw wit en rood, Fel in de lucht opbloeiend, Schijnt mij géén morgenrood Van nieuwe liefde, ontgloeiend. Maar toch, ik vraag: Bloei door, Bloei door in mijn nabijheid: 't Is of 'k u fluistren hoor Het gouden woord van Vrijheid. [pagina 44] [p. 44] Vrijheid van iedereen, Van menschen en van dingen, Om voor Mij-zélf alleen Mijn heerlijk Vers te zingen.... Ach, 't állerlaatste is dit Van al die mooie liefde: Hij, die iets liefs bezit, Is blijer dan wie liefde. Vorige Volgende