Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] XXXII. De zon is doorgekomen, 't Gebladert glimlacht flauw, Als wist het in zijn droomen, Hoe kòrt het duren zou. Maar in mijn hart bedorven Glimlacht niet meer de zon, Het denkt slechts, hoe gestorven Dàt is wat wezen kon. Wie boomen en menschen heeten Lachen in droefenis, Maar geen van beiden weten, Wàt dat het leven is. Vorige Volgende