Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] XXVII. Nu huilt de winter in mijn hart, De vlagen donkren buiten, Als wilden beiden van de smart De flauwende oogen sluiten. Dat is gekomen van de pracht Dier schoone zomerdagen, Wier gloed geen menschelijke macht Noch bloeisel kan verdragen. O, droefheid van dit Aardsch Gezicht! Het moet toch al verdorren - Het menschen-hart, het zonne-licht, Zij sterven zonder morren. Vorige Volgende