Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] XXV. Als 't latere geslacht dees woorden leest, - Want dit geslacht zal lachen om dit vers, De zotte poppen van de pratte pers In de aller-aller-eerste plaats, dán 't Beest Voor niets méér dan een groot gevoel bevreesd, Dat zich Beschaafd Publiek noemt, dat een kners Hoort in een gil of klacht, en van elk versch Rijm-zottertje maakt een familie-feest; - En ook véél andren zij dit hier gezeid (Menschen met hart zijn schaarsch in dezen tijd) Maar zoo één is, dan heb ik 't hèm gewijd: Wees hard, èn koud, èn vreemd, met iedereen, En ween nooit meê, 'dat gij niet later ween, Rond u-zelf krimpend, op den grond, alleen. Vorige Volgende