Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] XXII. De boomen dorren in het laat seizoen, En wachten roerloos den nabijen winter. Wat is dat alles stil, doodstil.... ik vind er Mijn eigen leven in, dat heen gaat spoên. Ach, 'k had zoo graag heel, héél veel willen doen, Wat Verzen en wat Liefde, - want wie mint er Te sterven zonder dees? Maar wie ook wint er Ter wereld iets door klagen of door woên? Ik ga dan stil, tevreden en gedwee, En neem geen ding uit al dat Leven meê Dan dees gedachte, gonzende in mij om: Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen: De doode bloemen keeren niet weêrom, Maar Ik zal heerlijk in mijn Vers herrijzen. Vorige Volgende