Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XXI. En als zij nu weer kwam, en keek, en vroeg Met neêrgeslagen blik en needrig smeeken, En zij haar arm om mijne schouders sloeg, Zou dat dan nú ook niet mijn hart verwecken? Wie weet, - ik ben zoo goed, en wie daar loech Om liefde, is thans zoo arm, en minlijk spreken Met zachtlief handgebaar, alsof men droeg Zijn ziel in oog en stem..... 't is om te breken... Maar neen, maar neen, 'k heb 't beste deel gekozen, Op mijne grafsteê bloeien reeds de rozen, En éér het winter is, is 't àl volbracht. Wie Liefde was en wreedheid vindt, moet sterven, Hij kan nog ééns alleen wat Schoons verwerven, - Daarom - getroost, mijn ziel! - wij sluimren zacht.... Vorige Volgende