Verzen(1894)–Willem Kloos– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] XX. Laat mij nog éénmaal, in gedachten, kussen Die warme lippen, door mijn kus ontbloeid; Laat mij nog éénmaal aan dien boezem sussen Mijn arme hoofd, waarin de koorts-pijn gloeit. Laat mij nog eens, klein kindje, rusten tusschen Die armen, waar mijn hart aan was geboeid, In dien zoo lieven tijd, toen, zonder blusschen, 't Vereend gelaat door passie werd verschroeid. Mijn lippen kussen wild, mijn oog staat droef - Niet waar? gij lief! nu er geen lief meer wezen, Geen arm zich om mijn hals bewegen zal: Maar ik heb haast: mijn trekken worden stroef, Als in de koû des doods, mijn armen vreezen In beven, hangende op hun laatsten val. Vorige Volgende